Christina de Vos V0;^TiMftRl? Vt'EGfN Toen ik beginjaren tachtig aan de Rotterdamse kunstacademie ging studeren, kende ik maar erg weinig kunst. Ik kom uit een dorp dat niet veel groter is dan het Zeeuwse dorp waar ik sinds kort woon, en schilderijen zag ik vrijwel alleen in kerken op vakanties in Zuid- Duitsland. Dat wilde ik ook kunnen maken! Maar natuurlijk bestond er geen opleiding tot Oude Meester en bovendien bleek ik in hart en nieren een tekenaar. Toch ben ik in zekere zin een traditionele kunstenaar, want ik teken mensfiguren en verbeeld in wezen dezelfde menselijkheden als al die generaties kunstenaars vóór mij hebben gedaan, waarbij ik ook nog eens afgunstig bewonderend spiek bij hoe zij het deden: Grünewald, Bosch, Brueghel, Michelangelo, Rubens... Ik werk vanuit de getekende lijn toe naar wat ik, aanvankelijk nog weinig beeldend, in mijn hoofd heb. Dit is een tobberig en langdurig proces, al is het eindresultaat nogal eens 'spontaan' genoemd; een groot compliment én een totale miskenning van de moeite die het mij heeft gekost. Als een tekening, op papier of doek, vaak met dikke lagen collage en verf, dan eindelijk het beeld raakt dat ik steeds scher per in gedachten heb gekregen, is het af, maar ook een aanmoediging ommeer over het onderwerp te zeggen. Ik werk dus graag in series, dus in verkenningen van de zeggingskracht van een enkel thema. Mijn laatste serie, rondom het meisje Aurora uit de roman Zonsopgangen boven zee van Jeroen Brouwers, heeft me maar liefst acht jaar bezig gehouden! Mijn onderwerpen zijn eigenlijk het oude liedje van wat zit er onder de pose en de opsmuk, wat drijft een mens er toe om van wieg tot graf iemand anders te zijn? Mijn eerste Zeeuwse werken bekijken dat van de andere kant: het is een serie beschermheiligen, mensen die tijdens hun leven in alle bescheidenheid goede daden deden en daarom beschimpt, gemarteld en gedood werden, om vervolgens (net als Aurora trouwens) aan gene zijde letterlijk opgehemeld te worden. In deze serie zal de ets een belangrijke rol gaan spelen, omdat ik me wil aansluiten bij de traditie van het bidprentje, de draagbare troost, de inklapbare icoon. Oftewel de kunst van alle mensen, want voor een ieder betaalbaar, oftewel dat wat werk in oplage zo sympathiek maakt. Toch heb ik gemerkt dat mensen die een werk van mij willen kopen dat te duur blijkt, niet 'dan maar' grafiek aanschaffen. Bovendien is mijn werkwijze niet erg geschikt voor de meer omslachtige druktechnieken; ik heb wel, in opdracht, enkele zeefdrukken gemaakt, maar het directe contact van naald en zink in de droge-naald-techniek staat me veel nader. Helaas is dat door mijn artrose niet meer doenlijk, dus mijn beschermheiligen zullen door het zuurbad moeten. Mijn verhuizing naar Geersdijk (Noord-Beveland) zal denk ik niet veel invloed op mijn werk hebben, al is de rust een verademing. Mijn Rotterdamse souterrainatelier ligt in de aanlooproute naar het Centraal Station, dus ik had altijd wel een stel benen in mijn ooghoeken, terwijl in Zeeland de postbode vaak de enige voorbijganger van de dag is. En dan die prachtige wolkenluchten! Ik mag dan wel een chauvinistische Crooswijkse zijn, maar dat zal niet lang duren in dit door mijn vader prachtig opgeknapte huis, met mijn aanstaande vrouw en een met de dag huiselijker (lees: rommeliger) aanvoelend atelier.

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2013 | | pagina 15