T >- Amsterdam, 26 mei 2013. Terwijl ik met een vaatdoek in mijn huis van de ene kant naar de andere kant loop om schoon te maken, herinner ik me de documentaire Mark Manders op weg naar de Biënnale in Venetië, waarin de kunstenaar door zijn atelier loopt of eigenlijk wandelt Resoluut gaat hij van de ene verzameling objecten naar de andere om houtjes, latten, stoelen, tafels, kopjes en andere voorwerpen te verschuiven of te verplaatsen. In de voor een buitenstaander chaotisch ogende verzamelingen schept hij nieuwe ordeningen. De handelingen die Manders uitvoert gaan als vanzelf, alsof er een groter plan achter zit. Wanneer ik mezelf steeds op een andere plek in het huis aantref voel ik me ongeconcentreerd. Halverwege het stofzuigen, begin ik kleren op te vouwen en voordat ik dat klusje afheb, maak ik de afwas af, waar ik een half uur eerder al aan begonnen was. Het schoon maken is een afspiegeling van de chaos in mijn hoofd, terwijl - hoe afwezig Manders ook lijkt - zijn handelingen scheppend zijn. Er ontstaan beelden die spreken. Wat me in de documentaire het meest trof, was het moment dat hij op zijn knieën zakt om theezakjes over de vloer heen en weer te schuiven alsof het noten op een toonladder zijn. Althans zo ziet het eruit. De associatie met componeren klopt niet helemaal, want Manders ziet zijn objecten - inclusief de theezakjes - niet als muzieknoten, maar als woorden. Zo vertelt hij voor de camera. Een installatie van Manders is een ordening van woorden, die je kan lezen als een boek. Gorinchem, augustus 1992. Ik ontmoette Manders in 1992 in het ziekenhuis van Gorinchem, waar ik - op uitnodiging van de curatoren Suzan Oxenaar en Guda Stoop - als theatermaker werd uitgenodigd voor de tentoonstelling Brains. In een kelderruimte gevuld met therapeutische baden schreef ik teksterf en tekende ik vrouwenlijven op tegelmuren. De inspiratie bron is Ophelia, geliefde van Hamlet (toneelstuk van Shakespeare), die haar in de steek liet om de dood van zijn vader te kunnen wreken. Ik ken de pijn van liefdesverdriet en wilde voor de tentoonstelling Brains communiceren met een onbekend publiek middels teksten over sex en tekeningen van vuurspuwende vrouwen. Het waren woorden en beelden die zich in mijn hersenpan hadden opgeslagen. In de tegenoverliggende ruimte was een jonge kunstenaar aan het werk, waar ik nauwelijks contact mee kreeg. Op de vloer van zijn ruimte lagen wat beestjes van klei. Ik dacht dat het hondjes waren. De aanblik van die roerloze trouwe makkers ontroerde me. Van de curatoren hoorde ik dat mijn buurman de kunstenaar Mark Manders was, die amper was afgestudeerd van de St. Joost-akademie te Breda. Tja, nog erg jong dus. pe catalogus van Brains (samengesteld door Waling Broers) gaf me meer uitleg over mijn buurman en zijn werk 'Vos/muis/riem (i992)'- Citaat Mark Manders: 'Bij het maken van 'Zelfportret als gebouwstaan mij al de door de mens gecreëerde woorden ter beschikking. Het gebouw ontstaat zoals ook woorden ontstaan, door de omgang met het leven en de dingen. 'Zelfportret als gebouw' is een materialisatie van mijn gedachten wereld. De dingen die mij in dit gebouw omgeven zijn voor mij zeer kloppend, belangrijk en nooit absurd. Ik stel 'Zelf portret als gebouw', ter vergelijking, voor de ander open. Het woord vergelijking is daarbij heel belangrijk. Ik ben in 1986 daadwerkelijk begonnen aan 'Zelfportret als gebouw', toen nog onder de naam 'bewoond voor het overzicht'. Bij het herlezen van dit citaat, moet ik denken aan tekeningen van de kunstenares Louise Bourgeois over wie ik in 1996 de voorstelling 'Pourquoi Bourgeois' maakte. De kunstenares maakte lange dunne huisjes - tekeningen en beelden - die zelfportretten moeten voorstellen. De meest intrigerende vond ik de tekening van een vrouwenlijf - de onderkant realistisch en de torso een doorsnede van een huis, met verschillende verdiepingen en kamers. Zo kan je ook naar jezelf kijken, dacht ik. Als een verzameling van kamertjes waarin je verschillende ervaringen, ideeën, emoties en rollen die je speelt een plek geeft. Delen van jezelf die je opbergt of weer tevoorschijn haalt wanneer dat noodzakelijk is. Het verschil tussen Manders en Bourgeois, is dat Manders het portret buiten zich zelf plaatst, terwijl Bourgeois er onderdeel van blijft. Middelburg, 16 mei 2013. Tijdens het interview in de Kabinetten met Benedetti vertel ik hem over de zelfportretten van Louise Bourgeois en stel een wat onbenullige vraag. 'Wat is er eerst het portret of het gebouw? Moet het niet het gebouw als zelfportret zijn?' We komen er niet helemaal uit. Dalstra hakt de knoop door met het argument: 'Manders is een kunstenaar en heeft daarom de vrijheid de zin te beginnen met 'zelfportret'.' Benedetti vindt het taalspel minder interessant, hij verwijst liever naar de Nederlandse kunsthistorische context waartoe Manders zich verhoudt. Belangrijke kunstenaars voor hem zijn Mondriaan (compositie), Bosch (surreëel) en Jan Steen (huiselijke chaos). Maar ook de Italiaanse metafysische meester De Chirico - beroemd vanwege zijn lege pleinen en klassieke figuren - speelt een rol. 'Chirico schreef toch een boek?', vraag ik. c O 0 B <S~3> Louise Bourgeois Mark Manders

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2013 | | pagina 32