'Ja, Hebdomeros. Het hoofdpersonage is een samenstelling van Dante, Vergillius en Homerus', antwoordt Benedetti. Nu we het toch over boeken hebben. Of we de Italiaanse filosoof Agambe kennen? Die zegt over hedendaagse kunst het volgende: 'Literatuur en kunsthistorici weten dat er tussen het moderne en het archaïsche een geheime afspraak bestaat(uit: Naaktheden, hoofdstuk: Wat is contemporaine, pag. 32). Italië, Ierland en Zwitserland. En hij is opgenomen in zowel privé als publieke verzamelingen. Bijvoorbeeld de 'Vos/muis/riem' is aangekocht door het Moma (New York, USA). Er was overigens ook werk van Manders te zien op Manifesta 5 San Sebastian (Spanje) vertoond naast de enige andere Nederlander Bas Jan Ader. Ik was daar voor een interview met Gioni, die nu de curator is van het Arsenal, de hoofdexposite op de Biënnale. Of Benedetti, zelf een kunsthistoricus, begrijpt dat Manders als hedendaagse kunstenaar naar klassieke thema's verwijst, waardoor zijn werk een extra betekenislaag krijgt? En hoe zit dat eigenlijk met Romapublications? Manders richtte samen met Roger Willems deze uitgeverij op, die ondanks dat er in Nederland nog nauwelijks een markt voor is, onvermoeibaar doorgaat met het produceren van zorgvuldig vormgegeven kunstboeken, die vervolgens door Benedetti worden vertoond in de Kabinetten alsof het kunst is. 'De catalogus van de expostie in het Nederlandse paviljoen is het 200ste boek van Roma Publishers', meldt Benedetti vol trots alsof het zijn eigen uitgeverij is. Hoever gaat de samenwerking van Manders en Benedetti eigenlijk? 'Heeft de naam Roma iets te maken met het feit dat jij in Rome bent geboren? Of is dat toeval?', vraag ik de directeur van de Vleeshal, die zich alweer opmaakt voor het volgende interview over de Nederlandse inzending van de Biënnale. Benedetti lacht geheimzinnig en zegt: 'Misschien wel, misschien niet'. Amsterdam, 26 mei 2013 Ik mag dat wel, dat onbenoemd laten van mogelijke verbindingen. En terwijl ik nog steeds door mijn huis loop, zodat wanneer ik terugkom van mijn reis ik in een schoon en geordend huis kom, luister ik naar het televisiepraat-programma Buitenhof. Pijbes, de directeur van het Rijksmuseum, is aan tafel geschoven. Hij krijgt de vraag voorgelegd wat zijn mening is over onze Nederlandse kunstenaar in Venetië. Zijn antwoord is een tegenvraag. 'Waarom Manders en niet de beste kunstenaar naar Venetië sturen, zoals we dat bij de sport doen?' 'Wie is dan de beste kunstenaar?' vraagt de tafelheer. 'Rineke Dijkstra'. Terwijl ik woedend over zoveel botheid op zoek ga naar de stofzuiger, vraag ik me af waarom Pijbes zich niet gewoon met Nederlandse geschiedenis bezig houdt. Dat is toch zijn specialiteit. Terwijl de Biënnale bedoeld is voor Internationale Hedendaagse Kunst. Misschien zou Pijbes zich ook eens in Agambe moeten verdiepen, of gewoon met Benedetti gaan praten en zich niet gedragen als de Lotus van Galen van de kunst. Bovendien heeft Manders zich internationaal allang bewezen. Na zijn eerste tentoonstelling in Gorinchem volgde al snel tentoonstellingen in Spanje, Amerika, Duitsland, België, Canada, Venetië, 30 mei 2013. Na de opening van het Nederlandse Paviljoen door o.m. de minister van Onderwijs en Cultuur Jet Bussemaker, die meldt dat de anti-homo-huwelijk demonstraties in Parijs haar nog gemotiveerder maken voor kunsteducatie. En ondanks de bezuinigingen wil ze investeren in jonge kunstenaars zoals Zoro Feigl. Dus oudere kunstenaars moeten de broekriem aantrekken, maar dat Manders een goede kunstenaar is, daar is ze van overtuigd. Het lijkt me een realistische vrouw, die graag goed wil doen en verder ook maar doet wat haar het beste uit komt. Met deze gedachte sluit ik achteraan in de rij van nieuwsgierige genodigden. Want ondanks alle bezuinigingen, is het vandaag feest. Van buiten valt van de tentoonstelling niets te zien, want de ramen zijn afgedekt met Manders' kranten, die zijn samengesteld met onzinteksten en beelden. Het spel met de realiteit is begonnen. Eenmaal binnen laat ik de grote en kleine beelden op me inwerken. Ogen en oren open. En stel al snel vast dat de atmosfeer in het paviljoen wordt bepaald door tastbaar werk. Ambachtelijk ook. Ik verbeeld me dat ik klei en hout ruik. Het licht is gedempt door de kranten en door het doorzichtig plastic dat op verschillende plekken is gespannen. Deze rustgevende atmosfeer wordt versterkt door beperkt kleurgebruik. Lichtbruin van jjei en brons, donkerbruin voor hout en dan zijn er nog verschillende crème en grijstinten, constateer ik. In deze atmosfeer is een aantal grote beelden aanwezig alsof ze er al heel lang staan. Bijna klassiek, maar toch vreselijk hedendaags. Het zijn ordeningen van teken- of vergadertafels en stukken grof hout die zich verhouden tot hoofden van klei of gips, waar je in Rome zomaar tegenaan loopt. Ik krijg het gevoel dat Manders een verhaal wil vertellen en dat wil hij natuurlijk ook. Opnieuw zie ik de vos weer zoals die ook in Gorinchem was te zien. Maar deze keer is die niet van klei, maar van brons. Deze tweede speling met de realiteit ontroert me omdat het een ode is aan het oude kunstenaarschap en ten tweede omdat hij zijn oude makker niet achterlaat. Tijdens deze officiële opening bewegen de notabelen van de Nederlandse kunstwereld voorzichtig door de ruimte. Niet zozeer omdat ze per ongeluk tegen een beeld aan zouden kunnen lopen, zoals olifanten in een porseleinkast. Him voorzichtigheid betreft eerder het oordeel wat ze denken te moeten vellen over de Nederlandse inzending op de Venetiaanse Biënnale. De eerste man die ik spreek is Jan van Adrichem, hoofd Collecties van het Stedelijk Museum Amsterdam. Hij geeft me graag zijn vakkundige interpretatie van de tentoonstelling, die hij positief waardeert. Volgens van Adrichem geeft de plattegrond inzicht in het hoofd van Manders. Namelijk de kleine ruimte rechts achter is het atelier, daar liggen de onderdelen waarmee hij wil gaan werken. Dan volgt de rij koppen van een jong meisje, die hij als schetsen ziet voor de grotere beelden, zoals voor de 'Working Table'. Een G eks hoofd dat lijkt te worden geplet in een boekenpers, is mijn interpretatie. Van Adrichem herkent alle verwijzingen, maar wanneer ik op een - denk ik - kleine Mondriaan compositie wijs in Girl Study, wijst hij me terecht. 'Ja, ja, je kan overal wel verwijzingen in zien.' Hij loopt richting andere notabelen. Toch zag ik een flikkering van herkenning in zijn ogen, want de houtjes in de Girl Study zijn zorgvuldig gecomponeerd m horizontale en verticale lijnen zoals in Mondriaan-composities. Ik weet overigens niet of ik dat had gezien als Benedetti dit niet had genoemd in het interview. Een volgend bekend gezicht is Kees Wijker. Sinds Dalstra en ik Vleeshal bezoeken, dat wil zeggen vanaf 2000, zagen we daar een bekend gezicht. Het is Kees Wijker die ik voor het eerst ontmoette in Euro Friedrich, Berlijn. Hij werd mij voorgesteld als de technische van de Vleeshal, daarnaast is hij vooral ook heel open en erudiet. Tijdens de opening vertelt hij dat hij al weken in Venetië is. |P kent de beste restaurants in de buurt, maar weet ook waar de c°mmunisten samenkomen. Al die tijd trekt hij op met de assistent

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2013 | | pagina 33