bijvoorbeeld in relatie tot de atebers of bepaalde subsidies. Een problematisch aspect van de kunstwereld is, vind ik, dat er een enorme kloof bgt tussen amateurs enprofesionals. Jongeren zien geen weg, zoals die van het trapveldje naar het stadion van Barcelona, naar de professionele kunst. Er zijn geen shirtjes met Hirst, wel met Messi. Dat is denk ik niet goed en als het even kan moeten we die kloof proberen te dichten. Daarom willen wij af van die professionaHteitstoets. We willen een veel inclusiever bestand. Iedereen kan in dat databestand worden opgenomen. Daar plegen we alleen intern nog een selectie op. Je hoeft geen opleiding te hebben. We kijken alleen wel of iemand nog actief is. Dat databestand vormt de basis voor bijvoorbeeld het rondsturen van de nieuwsbrief, nieuwsberichten over Haagse kunstenaars of over het toekennen van subsidies. Alleen bij aanspraak op bepaalde bemiddeling of subsidies zal daaraan dan nog een toets door een externe klankbordgroepcommissie worden gekoppeld. We hopen daardoor veel minder tijd kwijt te zijn aan die toets en meer tijd te hebben voor advisering op persoonhjke basis. Als je naar een cursus voor schilderen voor amateurs gaat, gaat het niet over Tate Modern of Hirst. Sterker nog ze vinden vaak dat die niet kan schilderen, dat het niets te maken heeft met wat zij doen. Door het laten vallen van die professionaHteitstoets hopen we een inclusiever bestand te verkrijgen, meer uitwissebng tussen amateur en professional. Het tweede belangrijke instrument dat we hebben zijn onze subsidies. Wij ontvangen per jaar 1,8 miljoen euro. Dat is voor zowel kunst in openbare ruimte als voor voorwaardescheppend beleid. Daarvan gaat ongeveer 600.000 euro in de vorm van subsidies naar die organisaties en kunstenaars die ik net noemde in Den Haag. Dat subsidiestelsel is voortdurend in ontwikkeling, naar aaleiding van feedback uit het Haagse kunst- veld. Aan welke soort subsidies hebben julHe behoefte? Wat voor problemen komen julbe tegen? Zijn er veranderingen gaande? Komen julbe dingen tegen die een nieuwe subsidie zou kunnen oplossen? Zijn er bepaalde subsidies overbodig geworden? etc. We zijn dus eigenbjk voortdurend in gesprek met het kunstenveld en het samenstel van subsidies is daardoor heel dynamisch. We hebben bijvoorbeeld twee groepen subsidies. De ene heet SPOT, dat is om de zichtbaarheid te versterken. Die andere heet PRO, dat is meer om het ldimaat te versterken. Daar zit het woord professionabteit in, maar ook het woord pro-actief en de meest recente subsidie daarin is de Pro deo. We kwamen er achter dat in tegensteüing tot wat de vorige regering dacht en wat veel mensen nog steeds denken, namebjk dat kunstenaars alleen maar subsidie wiHen, niet waar is. Natuurbjk is geld nodig maar kunstenaars bbjken veel meer behoefte te hebben aan begeleiding, aan coaching, aan stappen in het netwerk. Soms zit een kunstenaar met een heel specifiek probleem en weet hij niet wie hij kan benaderen om hem daarbij te helpen. Dat kan een materiaal-technisch probleem zijn of een juridisch- of financieel probleem. Daar hebben we een subsidie voor ingericht, dan krijg je dus geen geld, maar bijvoorbeeld een ateberbezoek. Of mensen krijgen advies op juridisch gebied. We hebben daartoe een Stroomcircel, dat is een groep van professionals die niet uit de kunstwereld afkomstig is, maar uit andere maatschappebjke velden, zoals juristen. Die jurist vragen we dan die kunstenaar gedurende een halfjaar te adviseren. En dat is dan pro deo (noot red. dat betekent: voor god, ofwel gratis Heel veel dingen die wij doen kosten daarom niet zo veel geld of worden in natura gedaan. Die Pro deo is dus een hele bijzondere subsidie, want er gaat geen geld in om en het is puur maatwerk. Wat daarbij een interessant gegeven is, is dat wij ons naast dat we ons moeten richten op professionele kunstenaars, ons ook moeten richten op Haagse kunstenaars. Wij zijn er voor de Haagse kunstwereld. Het gaat over het niet museale Haagse kunstklimaat. Het gaat dus over Den Haag. Tot een aantal jaren geleden was de gemeentegrens een keiharde grens. Kunstenaars moesten wonen en werken binnen de gemeente grens van Den Haag. Als je in Voorburg woonde en een ateHer had in Den Haag kwam je niet in aanmerking voor ondersteuning. Ook niet als je een tentoonstelHngsprogramma maakte waar mensen van heinde en verre voor naar Den Haag kwamen. Wij hebben toen gezegd, wat is dat voor geks? Dat is iemand die aantoonbaar bijdraagt aan het Haagse kunstldimaat, waarom mag die niet ondersteund worden door middel van een subsidie of ateber- bemiddebng? Daarmee kom je bij de theoretische vraag: wat is nu een Haagse kunstenaar? Hoe zit het bijvoorbeeld met Rotterdam, 20 km verderop. Ik kan zo een hele rij Rotterdamse kunstenaars opnoemen die in Den Haag wonen of werken en vice versa. Moeten we niet eens nadenken of we op regionaal niveau voorwaardenscheppend beleid kunnen ontwikkelen? We hebben daarom een pilot gedaan waarbij we ateberpanden in Den Haag hebben aangeboden aan Rotterdamse kunstenaars en omgekeerd. Abeen omgekeerd stokte het omdat Rotterdam zich op het moment supreme toch terugtrok. Een lokale kunstenaar. Die notie is niet meer houdbaar. Hoe kunnen we die notie van lokale kunstenaar overstijgen? Hoe kunnen we ons beleid zo formuleren dat het geld wel ten goede komt aan de stad Den Haag, want die subisidie is wel afkomstig van de gemeente. Dus hebben we 10 jaar geleden besloten te kijken naar hoe we kunstenaars aan de stad konden binden. We moeten zorgen dat de kunstenaars die wonen en werken in de stad hier bbjven wonen en werken, we moeten zorgen dat academieverlaters in Den Haag bbjven, en als het

Tijdschriftenbank Zeeland

Decreet | 2017 | | pagina 34