even kan moeten we zorgen dat kunstenaars van
elders naar Den Haag komen. Maar stel dat zo'n
kunstenaar na 5 jaar zegt: ik heb een superleuke tijd
gehad hier, zo ongeloofelijk veel steun gehad en
leuke mensen leren kennen, maar nu is het voor
mijn kunstenaarschap beter dat ik naar China ga.
Dat is eigenlijk een enorme mooie verdienste want
dan heeft die kunstenaar in de periode dat hij in
Den Haag zat zijn werk enorm kunnen ontwikkelen.
Hij kijkt met heel veel plezier terug op zijn periode
in Den Haag. Dat moeten we koesteren eigenlijk.
Moetje dan niet zeggen in plaats van kunstenaars
binden aan de stad, we moeten betrokkenheid van
de kunstenaars bij de stad creeren? Het is maar een
verschil van een woord, maar er ligt een hele
gedachtenwereld achter. Daar zijn we nu dus over
aan het nadenken en dat komt in ons nieuwe beleids
plan. Dat we zeggen: beste gemeente, die gemeente
grenzen hanteren, lokale kunstenaars, die begrippen
zijn niet meer van deze tijd. Wij willen beleid en
programma voeren dat die begrippen heel erg
verruimt.
Je ziet ook dat kunstenaars onder invloed van media,
technologisering, mobilisering überhaupt veel
beweeglijker zijn geworden. Dat is dus een heel
belangrijk ding, dat is iets waar wij voortdurend
vragen over stellen, waar wij mee worstelen en wat
dus een belangrijke rol speelt in het denken over
de toekomst van subsidies.
Ik zei net al dat wij bemiddelen in atelierruimtes.
Wij beheren niet, we zijn geen eigenaar van panden,
wij bemiddelen alleen. Wij staan tussen eigenaren
van vastgoed en kunstenaars in. Daar zit een formele
een wachtlijst. Dat systeem fungeert tot op zekere
hoogte, maar er zitten ook een aantal hick ups in.
Zo kan het atelier voor degene die bovenaan de lijst
staat te duur voor hem of haar zijn. Of er komt een
heel pand vrij in een moeilijke wijk. Dan gaan wij
om de wachtlijst heen. Dan proberen we een club
mensen bij elkaar te zetten waarvan we denken:
deze mensen vormen een club, ze kunnen met elkaar
door een deur, ze zijn in staat om in een moeilijke
omgeving een gebouw te ontwikkelen, misschien
ook nog wel iets interessants met de omgeving te
doen en die hebben daar perspectief. Dan gaan we
om die wachtlijst heen en gaan we dus weer in een
vorm van maatwerk te werk.
Wat op het gebied van ateliers op dit moment verder
speelt is dat de beroepspraktijk van kunstenaars heel
erg aan het veranderen is, ook onder invloed van
technologie. Dus het oude atelier met licht op het
noorden is momenteel nog maar de wens van een
kleine minderheid. Sommigen werken het grootste
deel van hun tijd op een laptop en hebben
bijvoorbeeld alleen af en toe een projectruimte
nodig. Dus die vraag naar ateliers is radicaal aan
het veranderen en daar moeten we dan ook iets mee.
Verder runnen wij een documentatiecentrum
voor Haagse kunstenaars. Dat is om kunstenaars
te bedienen, maar vooral ook de buitenwacht, dus
mensen die werk willen aankopen of een opdracht
willen vergeven. Dat documentatiecentrum is nu
volkomen gedigitaliseerd. Dat heeft ook heel erg te
maken met het zoekgedrag van mensen. Het toont
nog steeds het bestand van Haagse kunstenaars.
Kunstenaars zijn zelf verantwoordelijk voor htm cv
en het uploaden van beelddocumentatie. En dat
wordt verruimd met amateurs, dan zie je straks dus
niet alleen professionals maar ook amateurs.
Het laatste instrument noemen wij: stimulerende
activiteiten. Daar heeft niemand van de gemeente
ooit om gevraagd, maar dat is de belangrijkste groep
instrumenten binnen het instrumentarium. Het z n
activiteiten die stimuleren. Bedoeld om meer te
faciliteren, om meer te internationaliseren, om
experiment en onderzoek te stimuleren. Ik kan er
een aantal noemen, het is een heel pakket. Wij
stellen mensen bijvoorbeeld in staat studiereizen te
doen. Ze kunnen zelf formuleren wat voor studiereis
Ze willen doen en waarom dat belangrijk is. Maar als
ze dat goed kunnen formuleren dan krijgen ze niet
alleen een klein budget, maar vooral ook een groter
netwerk. Als ze ergens naar toe gaan, dan geven we
aan met wie ze daar moeten praten. Dus ze komen
op een plek in een netwerk en kunnen dan net iets
meer doen dan ze anders zouden kunnen doen.
Voor kunstenaars die zelf in Den Haag organisaties
runnen, dus presentatieplekken of kunstenaars
initiatieven, organiseren we 1 x per jaar een
oriëntatiereis naar het buitenland, omdat wij
vergeleken met het buitenland in zo'n gespreid bedje
liggen in Nederland. We denken dat het goed is dat
mensen die zo'n praktijk runnen in Nederland dit
kunnen spiegelen aan de praktijk in het buitenland.
Mensen moeten zich daarvoor aanmelden, een
uitgebreide motivatie schrijven en dan gaan we met
een man of 10 naar bijv. Athene, zoals vorig jaar. Nul
geld, hoe redden mensen zich daar, hoe runnen ze
initiatieven? Maar we zijn ook in Istanbul, Glasgow,
Berlijn, Brussel of Antwerpen geweest. Om te
spiegelen dus. Dat is ook zo'n stimulerende
activiteit.
Nog een voorbeeld. Elke maand nodigen wij een
professional uit om atelierbezoeken te komen doen.
Roos Gortzak is ook al 2 x geweest. Kunstenaars
kunnen zich daarvoor aanmelden en straks ook
amateurs.
We hebben dus doelstellingen op basis waarvan we
instrumentarium ontwikkelen. De effectiviteit
daarvan wordt vergroot door onze methode. Die
kan ik in 4 termen samenvatten. 1. Openheid is heel
belangrijk. Ik heb het idee dat we open staan voor
iedereen. Iedereen kan bij ons aanbellen en een
gesprek met die of die hebben. Sommigen willen
na een afwijzing niets meer van ons weten, maar ik
hoop dat steeds meer mensen ons weten te vinden,
zodat de dialoog en het gesprek mogelijk is.
Ten tweede hechten wij erg aan persoonlijk contact.
Wij kennen bijna alle Haagse kunstenaars die tot
nu toe bij ons staan ingeschreven. Stroom heeft
18 mensen in dienst, waarvan er 4 alleen maar bezig
zijn met voorwaardenscheppend beleid. Een daarvan
houdt zich bezig met de ateliers, een met
documentatie en twee met subsidies en
stimulerende activiteiten. Zij hebben vooral dat
persoonlijk contact, maar ook anderen rut de
organisatie doen atelierbezoeken.
Daarnaast organiseren we 2 x per jaar een borrel na
de professionaliteitstoets, waarbij zo veel mogelijk
collega's aanwezig zijn, omdat ik wil dat deze nieuwe
kunstenaars die mensen leren kennen. Ze moeten
zoveel mogelijk gezichten leren kennen, want
Stroom is een abstractum. Uiteindelijk gaat het om
een groep mensen die iets willen en iets doen en dat
met hart en ziel en grote betrokkenheid doen en dus
is het belangrijk dat kunstenaars die mensen leren
kennnen. En niet alleen mij of de mensen die voor
waardenscheppend beleid doen, maar ook degene
die het werk aan de balie doet, of de bibliotheek of
kunst in de openbare ruimte.
Daarnaast zijn we heel veel aanwezig in de stad.
We hebben het geluk dat er op onze afdeling cultuur
van het gemeentehuis een aantal ambtenaren werkt,
die echt heel aanwezig zijn in de stad, die overal
komen. En dat geldt ook voor ons. Dat we zoveel
mogelijk proberen aanwezig te zijn en te praten.
Bijvoorbeeld Pulgri, een van de oudste kunstenaars
verenigingen van het land. Voor ik kwam waren
Stroom en Pulgri water en vuur, want Pulgri kreeg
nooit subsidie en Stroom ging alleen maar over
elitaire kunst in de openbare ruimte. Het ene cliche
op het andere bouwde zich op, en daardoor ontstond
een hele grote muur, waar niemand meer overheen
kon kijken. Er was ook geen gesprek. Toen ben ik
gewoon maar eens een paar keer gaan kijken en
langzamerhand is er meer gesprek ontstaan.
Nu krijgt Pulgri regelmatig subsidie, soms ook niet
maar dan is daar wel een gesprek over mogelijk.
We hebben dus aan beide kanten een aantal stappen
gezet.
en een informele kant aan. Formeel werken wij met
METHODE