A. DE WERKEN VAN HET DELTAPLAN DE AFSLUITING VAN DE PLUIMPOT Toepassing van nieuwe materialen Zoals in het driemaandelijks bericht nr. 2 werd medegedeeld, is bij de afsluiting van de Pluimpot gebruik gemaakt van een aantal materialen, die tot dusverre in de waterbouwkunde geen toepassing vonden. De bruikbaarheid van die mate rialen werd daarbij door een aantal proefnemingen getoetst. Die proeven hebben vrijwel geheel aan de verwachtingen beantwoord. Er is een nuttige (ofschoon onvrijwillige) uitbreiding aan gegeven na een doorbraak, die op de eerste afsluiting is gevolgd. De uitvoering De bezinking Op 1 juli 1957 werd het eerste zinkstuk ter grootte van 20x30 m aan de grond gebracht; gemiddeld werden daarna twee stukken per week gezonken, totdat in september de hoofdbezinking was voltooid. De stukken werden gezonken met 300 kg/m2 zinksteen en bestort met maximaal 500 kg/m2 steen met een stukge wicht van 80-200 kg. Voor de nabestorting is mede gebruik gemaakt van metal lurgische slakken en mijnsteen. De mijnsteen was goed te verwerken met onder- lossers, grijpers en ook met de schop. „Metallurgische slak" is een hoofdzakelijk gruisachtig materiaal met een hoog soortelijk gewicht. Het is toegepast ter verdichting van de normale bestorting op die plaatsen, waar bij de sluiting de bodemverdediging het sterkste zou worden aangevallen. Men kreeg echter de indruk, dat het slakkengruis bij stroomsnel- heden van 2,5 a 3 m/sec. uit de bovenste steenlaag werd weggespoeld. Aan de buitenzijde van de hoofdbezinking werd een strook zinkstukken van nylonweefsel en plastic aangebracht. Op de rand van het bezinkveld werd een aanvullende bodembescherming toege past, bestaande uit in den droge aangebrachte stromatten van 15 m lengte en 2 m breedte. Deze matten werden in twee of drie lagen toegepast, aan de randen vastgezet met spijkerstaken en bedekt met ±.150 kg/m2 zinksteen met een stuk gewicht van 10-80 kg. De stromatten bleken een goede bescherming van de bodem te bieden en zandden vrij spoedig in; op enkele plaatsen trad echter na drie weken al rotting op. Eveneens als aanvullende bodemverdediging zijn op de rand van het bezinkveld over een gedeelte in plaats van stromatten losse zakken op het maaiveld gelegd. Deze werden door het langs sijpelende water aan de randen onderspoeld en zak ten weg in het fijne bodemzand. 20 Overzicht van het sluitgat De bezinking heeft tot de sluiting weerstand moeten bieden aan stromen met een snelheid, die elk getij tot 2 a 3 m/sec. opliep; aan het einde van de sluiting werden snelheden tot 3,5 m/sec. gemeten. In het algemeen is het oppervlak van een zinkstuk met zijn bestorting zeer onre gelmatig. Het was hier echter dankzij de hoge ligging van de bodem mogelijk de bezinking bij laag water met de hand af te vlakken. De niet overal even brede bezinking. opgebouwd uit rechthoekige zinkstukken, vertoonde in de inspringende hoeken van de rand ontgrondingen, die nabestor- tingen noodzakelijk maakten. De zinkstukken op de hooggelegen bodem betekenden direct een belangrijke ver kleining van het doorstromingsprofiel. Reeds na een week werkte de drempel bij L.W. als een overlaat, waardoor een verschil tussen binnen- en buiten waterstand optrad van ongeveer een halve meter. De maximale stroomsnelheden, die bij de aanvang van het werk 0,5 m/sec. bedroegen, waren toen al opgelopen tot 1,5 a 2 m/sec. Het opgestuwde binnenwater zocht zich ten gevolge van het optredende verval bij eb een weg door de naden en langs de randen van de zinkstukken, terwijl ook onder de stukken in het fijne bodemzand al spoedig kleine kanalen ont stonden. De onderlinge ligging van de zinkstukken bleek in deze gevoelige situatie van groot belang. De naden en kanaaltjes werden bij L.W. zo goed mogelijk met riet, rijshout en steen opgevuld. if 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 12