een dientengevolge optredende verzakking onderging de zakkenkade plaatselijk een zeer kleine kanteling en sloegen enkele zakken los. Daar ter plaatse traden daarna zeer grote stroomsnelheden op over de daardoor plaatselijk verlaagde kruin, die nog toenamen naarmate meer zakken werden weggespoeld. In korte tijd sloeg het water een bres van circa 50 m lengte. De weggespoelde zak ken werden daarbij slechts enkele tientallen meters meegenomen, zodat een groot aantal later kon worden teruggewonnen. De tweede sluiting Het tengevolge van de doorbraak ontstane stroomgat lag op de westelijke rand van het hoofdveld van de bezinking. De bodem was hier slechts over korte afstand verdedigd, zodat een gevaarlijke situatie kon ontstaan. Men brak daarom de kop van de zakkenkade aan de oostkant af en bouwde met de vrijgekomen zakken de kade aan de westkant gelijktijdig uit. Binnen enige dagen was het stroomgat op simpele en doeltreffende wijze verplaatst naar de as van de bezinking. Een groot voordeel van de nylonzakken was inderdaad, dat, waar men de uitbouw of afbraak van een kade ook stopzette, steeds een stroomresistentie werd verkregen. Met het stroomgat meer centrisch op de bezinking was er geen direct gevaar te duchten. Teneinde een herhaling van de doorbraak te voorkomen, werd de tweede sluiting uitgesteld, totdat de kade over de gehele lengte tenminste 1 m hoger zou 26 Overzicht na de doorbraak kunnen worden aangelegd dan na de eerste sluiting. Men stelde de sluitingsdatum dus vooral afhankelijk van het tempo waarin de benodigde extra zakken geleverd konden worden. Dank zij de bijzondere inspanning van de zakkenleverancier kon de tweede sluiting plaats vinden op 13 november 1957. Deze verliep zo mogelijk nog vlotter dan de eerste, 's Avonds bevond de kruin van de dam zich over de gehele lengte op 3,50 m N.A.P.; enige weken later was reeds het peil van 4,50 m N.A.P. bereikt. De betrokken waterschappen kregen nu de gelegenheid aan de landzijde van de tijdelijke dam de definitieve dijk te bouwen. De vrij kostbare nylonzakken, die voor de afsluiting zijn gebruikt, zullen bij het opruimen van de tijdelijke dam vrijkomen en op een volgend werk worden gebruikt. Beproefde materialen Mijnsteen In het sluitgat van de Pluimpot werd een drempel van mijnsteen aangebracht, breed 20 m en dik circa 1 m. Onder invloed van de overtrekkende stroom ver kreeg deze drempel spoedig een gestroomlijnd profiel. De mijnsteen bleek tot een stroomsnelheid van 2 m/sec. redelijk stroombestendig te zijn; bij hogere snel heden spoelt eerst het gruis uit en daarna worden ook de grotere stukken mee gevoerd. Bij stroomsnelheden van meer dan 3 m/sec. bleek de mijnsteen zelfs weg te spoelen tussen de zware steenbestorting met stukgewicht van 80-200 kg. Verder gebruikte men de mijnsteen om onder de zakkendam een vloer aan te brengen als spreidlaag op de breuksteenbestorting en tevens om het aantal beno digde zakken te beperken. De aanwezigheid van deze laag is later een ernstig bezwaar gebleken, omdat ze een van de oorzaken is geweest, die tot de doorbraak geleid hebben. Wel heeft een dergelijke mijnsteenlaag het voordeel, dat ze een belangrijk grotere lekweerstand biedt dan de onderliggende steenbestorting met stukgewicht 10-80 kg. De onderloopsheid van de zakkendam is overigens met succes bestreden door hem aan beide zijden aan te storten met mijnsteen. Het gebruik van mijnsteen voor het uitbouwen van een kop bij een stroomsnel heid van 2 m/sec., die daarna toenam tot 2,80 m/sec., mislukte; bij het volgende L.W. bleek de mijnsteen geheel te zijn uitgevlakt. Zandasfalt In de Pluimpot zijn, in samenwerking met het Rijkswegenbouwlaboratorium, Shell/Nederland en de N.V. Heijmans te Rosmalen, proeven genomen ter be paling van de stroombestendigheid en de verwerkbaarheid van twee schrale zand- asfaltmengsels, nl. een warm mengsel met 3% asfalt en een koud mengsel met 3% S.R.O. (special road oil). Wanneer de mengsels in stil water werden aange bracht vormde zich een samenkittende massa, die zeer stroombestendig was, hetgeen vooral gold voor het warm gemengde materiaal. Met name het materiaal, dat uit een onderlosser was geklapt, voldeed zeer goed; wanneer het met grijpers werd aangebracht kitte het minder goed, vooral indien de stroomsnelheid tijdens t- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 15