Dijk van Noord-Beveland langs de Zandkreek. Februari 1953 Algemene opzet van het plan Het plan beoogt in hoofdzaak verkorting van de zeewering, verbetering van de verbinding van Noord-Beveland met de vaste wal en landaanwinst. Het ontwerp is tevens dienstbaar gemaakt aan een verbetering van de beheersing van de water peilen der omringende polders. Voorts is door het provinciaal bestuur van Zeeland een recreatiecommissie ingesteld ter bestudering van de mogelijkheden, die het Drie-eilandenplan voor de ontspanning zal kunnen bieden. Met hulp van des kundigen werd een basisplan opgesteld, dat thans onderwerp van bespreking uit maakt met de daarbij betrokken Rijksinstanties. Er wordt naar gestreefd de af- sluitingswerken zodanig uit te voeren, dat de realisering van dit basisplan zoveel mogelijk wordt gediend. Bij de beschouwing van het Drie-eilandenplan moeten twee fasen worden onder scheiden: a. Het eerste stadium waarbij de Oosterschelde nog niet is afgesloten; b. Het tweede stadium waarbij de Oosterschelde is afgesloten en deel uitmaakt van het zoete Zeeuwse Meer. In het eerste stadium zal, zo leert een studie van de waterbalans, het boezemmeer, dat door de afsluiting van Veeregat en Zandkreek ontstaat (voorlopig genoemd: Zandkreekboezem), zout blijven. In het tweede stadium daarentegen zal met behulp van water, dat aan het Zeeuwse Meer zal worden onttrokken, de Zandkreekboezem worden verzoet. De afsluitdam in het Veeregat zal lopen van het voormalige fort „De Haak" op de Walcherse kust naar een punt aan de Noordbevelandse kust nabij de hoeve „Vredenhof". De binnenberm van de dam is zodanig ontworpen, dat zij gelegen heid biedt voor de aanleg van een verkeersweg. Bij de behandeling van de Deltawet in de Tweede Kamer brak een vijftal afge vaardigden een lans voor het opnemen van een kleine schutsluis in de afsluitdam in het Veeregat, waarbij een concreet plan in discussie kwam, te weten een sluis met een kolklengte van 50 m, een breedte van 6,00 m en een drempeldiepte van 3,00 m N.A.P.; de sluis was zodanig zeewaarts geprojecteerd, dat het oostelijke deel van de afsluitdijk in noordelijke richting zou moeten worden verschoven. De Minister wees dit plan af. In de eerste plaats omdat het tracé zou komen te liggen in een gebied van de vooroever, waarvan de ontwikkeling volkomen on zeker is. In de tweede plaats omdat de opzet van de voorhaven en de afmetingen van de sluis voor het te dienen doel, de visserij, onvoldoende werden geacht. Een vergelijking van de drempeldiepte met de diepte van de havens van Veere en Yerseke werd onder meer afgewezen, omdat bij een dergelijk sluisontwerp rekening dient te worden gehouden met vaartuigen met grotere afmetingen dan de tegenwoordige in verband met de resultaten van een te verwachten sanering van de kustvisserij. Bovendien gaat de vergelijking niet op, omdat deze havens binnengaats gelegen zijn, zodat de vissers een gunstig tij kunnen afwachten om de haven binnen te lopen. Een sluis in de Veeregatdam zal echter een zodanige diepte moeten hebben, dat de schepen op elk moment kunnen binnenvallen, desnoods tijdens laag water, gecombineerd met hoge zeegang. De afsluiting van de Zandkreek is ontworpen 250 m ten westen van de aanleg steiger aan de Zuidbevelandse kust van de provinciale bootdienst naar Zierikzee. Ongeveer ter plaatse van deze afsluiting wordt thans een particulier veer naar Noord-Beveland geëxploiteerd (Het Katse Veer) In de Zandkreekdam is een schutsluis ontworpen, die tevens als uitwateringsluis zal worden ingericht, teneinde het peil van de Zandkreekboezem te kunnen be heersen; in het tweede stadium zal de sluis eveneens kunnen dienen voor het inlaten van zoet water. Dankzij deze sluis kan de Zandkreek zijn taak als reserve vaarweg voor het Antwerpen-Rijnverkeer behouden, voor het geval het kanaal door Zuid-Beveland zou worden geblokkeerd. Ook over de Zandkreekdam is een wegverbinding geprojecteerd. Het zomer- en het winterpeil van de Zandkreekboezem zijn voorlopig respectievelijk vastgesteld op N.A.P. en 0,70 m N.A.P.; de vaststelling van deze peilen is gegrond op de landbouwkundige belangen van het oude land, alsmede op die van de straks droog vallende buitengronden. In het tweede stadium kunnen andere overwegingen, zoals b.v. de zo gewenste verzoeting van de Zandkreekboezem en het kanaal door Wal cheren, bij voortgezette studie aanleiding worden tot wijziging van de genoemde peilen. Het plan voor de drooglegging van gronden binnen de afsluitdammen, zoals dat thans is opgezet, voorziet in de aanleg van een aantal lage kaden. Aldus zullen 750 ha zware zavelgrond, 400 ha lichte zavelgrond qn 900 ha zandgrond worden -> 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 30