ïverfiakkêe s&mr m$ÊÊ&kmm •mom waicherih m&nqm BEVEUHO ALGEMEEN De behandeling in de Tweede Kamer Op 5 november 1957 werd het ontwerp-Deltawet na enige wijzigingen aange nomen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal met 107 stemmen voor en 8 tegen. De 8 tegenstemmers lieten weten dat hun stem helaas negatief moest zijn, omdat zij staatsrechtelijke bezwaren tegen art.4 van het ontwerp van wet hadden. Zij meen den dat dit artikel de bevoegdheden aantast, die door de Grondwet aan de Pro vinciale Staten zijn toegekend. Met de verdere inhoud van het wetsontwerp, de verwezenlijking van het Deltaplan met de werken tot verbetering van de water keringen buiten het Deltagebied, konden ook zij van harte instemmen. De Minister van Verkeer en Waterstaat, Mr. J. Algera, kon dan ook constateren dat de gehele Kamer de plannen tot uitvoering van de Deltawerken toejuichte. In antwoord op de vele sprekers, die het woord voerden over de gevolgen van het Deltaplan, merkte de Minister op, dat de inhoud van het wetsontwerp bestaat uit het omlijnen van de waterstaatkundige werken, het noemen van de uitvoerende instanties, de hoofdlijnen der financiële regeling en enkele bijko mende zaken. Zij regelt niet de gevolgen van de werken voor de betrokken delen van ons land op het gebied van het verkeer, de sociaal-economische omstandig heden, de recreatie, de schadevergoeding en zoveel andere hiermee verwante zaken. De voortreffelijke uiteenzettingen van verschillende afgevaardigden over deze zaken zullen, naar 's Ministers oordeel, voor de toekomst dienst kunnen doen als bouwstof voor de nog komende wetsontwerpen op dit gebied. In de gedachtenwisseling werd veel aandacht besteed aan het overleg in zijn verschillende vormen. De van enkele zijden aanbevolen instelling van een Delta- raad werd afgewezen. Wel werd toegezegd, teneinde de bestaande Raad van de Waterstaat in verband met de uitvoering der Deltawerken nog beter voor zijn taak berekend te doen zijn, dat zal worden overwogen een econoom en een socio loog aan de bestaande commissies van die Raad toe te voegen en in het algemeen nog eens na te gaan of in de samenstelling van de Raad verandering dient te wor den gebracht. Met het oog op een intensief overleg tussen de Volksvertegenwoordiging en de Regering zeide de Minister zich voor te stellen: KOORD-5EVEU*5 BetgenopZco ¥erj«ke Hsc^wt DE DELTAWET

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 3