Het bleek, dat een buis van staal 52 met een inwendige diameter van 1 m en een wanddikte van 15 mm ter plaatse van het grootste moment aan het krachtenspel van de golven voldoende weerstand kon bieden, terwijl de inwendige ruimte groot genoeg was om de vlotterbuizen onder te brengen. Uit grondmechanische berekeningen bleek, dat de paal 14,50 m in de bodem moest reiken om zelfs na een bodemuitschuring van 2 m stormen te kunnen weerstaan. De buis ver kreeg daardoor een totale lengte van 34,5 m met een diameter van 1 m. De con structie werd op de montageverbindingen na vrijwel geheel elektrisch gelast. In de paal is een trapeziumvormige ruimte afgescheiden, bestemd voor drie bui zen voor de golfhoogteregistratie en een vlotterbuis voor de getijmeting. In deze buizen mochten geen horizontale stootranden, dus geen naden, voorkomen. We gens de mogelijke aangroeiing door zeepokken moest onderhoud mogelijk zijn. Het bedoelde stelsel van buizen is daarom als een enkel samenstel uitgevoerd en reikt van 5,50 m - N.A.P. tot 10 m N.A.P. Zo nodig kunnen deze buizen tot boven de waterspiegel worden opgetild. De buizen voor de golfmeting zijn voor zien van een overlangse spleet waardoor de waterspiegel het golfoppervlak on gedempt kan volgen. Bij het meten van het getij is het noodzakelijk de verstoringen van de water spiegel door de golven te elimineren. Deze eliminatie is als volgt verkregen. Het water, dat in de getijvlotterbuis komt, treedt ongeveer 8 m beneden de water spiegel in het inwendige van de paal. Daarmee is reeds een eerste eliminatie verkregen, daar op deze diepte de drukhoogtevariaties kleiner zijn dan de golf hoogte. Het water stroomt door een tamelijk nauwe pijp in de dempingsruimte. Door het verschil in de diameter van de pijp en van de dempingsruimte heeft een tweede verzwakking van de oppervlakteverstoringen plaats. Van de dempings ruimte komt het water in de vlotterbuis door een gat in de prop, waarmee de vlot terbuis is afgesloten. Hier heeft dus een derde verzwakking plaats. Om de mogelijkheid te hebben deze dempingsruimte te inspecteren kan de in laat door een gummikogel waterdicht worden afgesloten. Na het aanbrengen daar van wordt de ruimte leeggepompt en kan men er langs de ingebouwde vaste stalen ladder in afdalen. Daar elektrische overbrenging van de waarnemingen naar de wal mogelijk moet zijn, is in de paal een kabelbuis opgenomen, die ter hoogte van de bodem trompet- vormig in de wand uitmondt. Om de paal als een enorme spuitlans in de grond te kunnen laten zakken, is hierin een 27 m lange buis aangebracht, waardoor water naar de punt kan worden ge perst. Het perswater kan door een groot aantal openingen uit de punt van de paal treden en de zandige bodem losspoelen. Op de buitenzijde van de puntvlakken zijn 12 ribben geplaatst tot even buiten de omtrek van de paalwand reikende. Die ribben geven de punt de vorm van een ruimer; hierdoor kan, wanneer tijdens het zakken vaste lagen klei moeten worden gepasseerd, door draaien een borende werking worden uitgeoefend. Teneinde daarbij aan de paal de nodige draaiende beweging te geven, zijn om de 0,70 m buizen ingelast, waarin z.g. schudstangen gestoken kunnen worden. Deze buizen geven ongezocht nog een zeer welkome dwars verstijving aan de cilinder vormige buiswand. Het voor het onderbrengen van de meetapparatuur boven op de paal gebouwde 14 15 INSPECTIELADDER TRECHTERVORMIG ONDEREIN VAN DE DEMPINGSRUIMTE

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 9