Tengevolge van het getij en door de tijdens vorst veelal heersende noordoostelijke
winden wordt het ijs, dat zich hier vormt, naar de geulen en de zuidelijke oevers
gedreven. Op de aldus schoongeveegde platen kan steeds opnieuw ijs worden gevormd.
In de monding van de zeearmen doet zich de invloed gelden van het water van de
Noordzee, dat zowel een hoger zoutgehalte als een hogere temperatuur heeft dan het
water meer landinwaarts. Tengevolge van de uitwisseling van water vormt zich hier
vrijwel geen ijs. Het door stroom en wind aangevoerde ijs zal veranderen in een ijsbrij
•en smelten.
De oostelijke kom van de Oosterschelde is zeer ondiep, zodat hier spoedig vast ijs
ontstaat. In een strenge winter strekt dit ijsveld zich uit tot enige kilometers ten
oosten van Wemeldinge.
In het Yolkerak treft men naast het zich ter plaatse vormend ijs tevens nog ijs aan, dat
vanuit het Hollandsch Diep wordt aangevoerd.
Nabij Bruinisse vormt zich al kort na het invallen van de vorst licht drijfijs, evenals
verder langs de zuidzijde van de Grevelingen en de Krammer.
In het Zijpe wordt geen ijs gevormd ten gevolge van de hoge stroomsnelheden.
De Zandkreek en het Veersche Gat vriezen spoedig dicht.
De ijstoestand op de Nieuwe Merwede, het Hollandsch Diep en het Haringvliet
Langs deze wateren stroomt een belangrijk deel van het water van de Rijn en de Maas
naar zee. Het ijs, dat zich tijdens vorst op de Maas vormt, geraakt spoedig vast, zodat
daar de ijsafvoer naar het Hollandsch Diep tot stilstand komt.
Zodra de Beneden Merwede is dichtgevroren kan het ijs van de Waal alleen langs de
Nieuwe Merwede naar zee worden afgevoerd.
De Waal voert het grootste deel van het ijs van de Bovenrijn af. Wanneer bij het
doorzetten van de vorst in het Pannerdens kanaal een gesloten ijsdek is ontstaan,
wordt zelfs al het ijs langs de Waal afgevoerd. Deze ijsafvoer bedraagt bij zware
vorst ca. 2 miljoen kubieke meter per etmaal.
Op het traject Kop van 't Land-Gorinchem raakt dit ijs meestal het eerst vast. De
vertikale getijbeweging is hier klein en de periode van kleine stroomsnelheden duurt
lang. Bovendien werken de vele bochten de stagnatie van de ijsafvoer in de hand.
Op dit traject krijgen de schotsen, aangroeiend door zich plaatselijk vormend ijs, de
gelegenheid aan elkaar te vriezen. Wanneer dan de ijsafvoer stagneert, groeit het
ijsdek op de Waal snel aan (ongeveer 25 km/etmaal) en houdt de toevoer van ijs naar
het Haringvliet op. Eerst wanneer begonnen wordt met ijsbreken, komt er weer
enige afvoer van ijs. Bij een vordering van de ijsbrekers van 3£ km/dag, kan deze
afvoer gesteld worden op ongeveer 0,3 miljoen kubieke meter per etmaal.
Behalve met het aangevoerde ijs moet in het beschouwde gebied rekening worden
gehouden met ijs, dat ter plaatse wordt gevormd. De totale oppervlakte van Nieuwe
Merwede, Hollandsch Diep en Haringvliet, waarbij het Haringvliet is gerekend tot
enkele kilometers ten westen van Hellevoetsluis, bedraagt rond 130 km2. De hoeveel
heid gevormd ijs kan geschat worden door vergelijking van de oppervlakte van de
betreffende wateren met de ijsvorming op de Rijn en de Waal, waarvoor kan worden
aangehouden het traject Werkendam-Keulen, want bovenstrooms van Keulen wordt
als gevolg van de vernauwing bij de Lorelei vrijwel geen ijs aangetroffen. Dit traject
26
Drijfijs op de Benedenrivieren
KLM-Aerocarto
heeft een oppervlakte van ongeveer 80 km2. De ijsproductie van het Haringvliet,
het Hollandsch Diep en de Nieuwe Merwede kan dan bij de hiervoor reeds genoemde
130
productie van de Waal gelijkgesteld worden aan x 2 3,25 miljoen kubieke
meter per etmaal. 80
Deze hoeveelheid zal in werkelijkheid nog groter zijn, daar de omstandigheden voor
ijsvorming hier gunstiger zijn dan op de Waal; op de vele ondiepten kan het water
snel afkoelen, daar uitwisseling met het warmere onderwater in de geulen moeilijk
tot stand komt. Door de wind en het getij wordt het ijs, dat zich op de rivier en in de
kribvakken heeft gevormd, in de geulen en naar de zuidelijke oever gedreven. Een
deel van de ondiepten en de noordelijke kribvakken kunnen nu steeds weer aan de
ijsproductie deelnemen.
Het is zelfs zo, dat door deze voor de ijsproductie gunstige omstandigheden op het
Haringvliet vaak reeds één a twee dagen eerder drijfijs wordt aangetroffen dan op
de Bovenrivieren, zoals uit de waarnemingen voor de ijsberichtendienst en de lucht-
verkenningen in de winter 1953/'54 en 1955/'56 is gebleken.
27