Opruiming van een vliegtuigwrak in de bouwput
In mei 1957 werden tijdens de bouw van de omringdijk enkele vliegtuigonder
delen opgezogen, die de aanwezigheid van een vliegtuigwrak deden vermoeden,
hetgeen bevestigd werd door een, vanwege de Koninklijke Marine ingesteld,
duikeronderzoek. Het betrof hier een tweemotorige Engelse bommenwerper, die
vermoedelijk in juni 1940 was neergestort. Aangezien het wrak vrij diep onder
het zand aan de binnenzijde van de omringdijk lag, werd besloten met de op
ruimingswerkzaamheden te wachten tot de bouwput was drooggevallen. In ver
band met de mogelijke aanwezigheid van explosieven werd het baggerwerk in
de omtrek van het wrak gestaakt.
In december 1958 was de omgeving van het wrak zover drooggevallen dat met
de opruimingswerkzaamheden kon worden begonnen.
Tijdens het onderzoek, dat werd ingesteld door de Hulpverleningsdienst van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken, bleek de aanwezigheid van vier bommen.
Op 16 december werden deze bommen ter plaatse tot ontploffing gebracht, aange
zien het transport ervan te riskant werd geacht; hierbij is geen schade aangericht.
De Volkerakwerken
De dijk over de Hellegatplaten
Begunstigd door het goede weer konden in de afgelopen verslagperiode goede
vorderingen worden gemaakt bij de aanleg van de dijk over de Hellegatplaten.
In de periode van 1 juli tot 31 december 1958 werd 1,4 millioen m3 zand in het
werk gebracht waarbij de gemiddelde persafstand ca. 2 km bedroeg. Wanneer de
vorst verstek laat gaan, zal bij het verschijnen van dit nummer het zandbedrijf
nagenoeg beëindigd kunnen zijn. Door de grote capaciteit van de perszuiger
„Ammerstol" was het voor de drie winzuigers „Frankrijk", „Gaasterland" en
„Corrie" met een zuigbuis-diameter van resp. 50, 50 en 30 cm niet goed mogelijk
voldoende zand aan te voeren. Om stagnatie te voorkomen enerzijds en omdat
anderzijds de zandwinplaats niet voldoende ruimte bood om een vierde zuiger
in te zetten, werd besloten de zuigput van de perszuiger met 100 000 m3 uit te
breiden. Naderhand zal de aannemer deze put weer geheel moeten laten volklap
pen, waarvoor een hoeveelheid van ca. 400 000 m3 benodigd zal zijn.
Het benedenstort, dat tot ca. N.A.P. 2 m reikt, sluit reeds aan tegen de ban-
dijk van Overflakkee.
Het profiel in het Ventjagersgaatje vertoont nagenoeg geen wijzigingen. In 2
maanden werd op het diepste punt van de geul, waar de bodem op N.A.P. 4 m
lag, een verdieping van 40 cm gemeten.
Gelet op de lage temperaturen en de voor asfalt ongunstige weeromstandigheden,
werd het asfaltbedrijf op 20 november stilgelegd. Bijna 10 000 m3 asfaltmengsel
werd reeds verwerkt, zodat in 1959 nog 20 000 m3 zal moeten worden aan
gebracht.
De noordwesterstorm met windkracht 9 op 16 oktober 1958, waarbij een hoog
waterstand van N.A.P. 2,90 m werd gemeten, heeft aan het werk geen schade
aangericht. De brede stranden boden een uitstekende bescherming. De golven
50
werden op grote afstand van de teen van de dijk gebroken, zodat de golfoploop
minimaal was. Het enige zandverlies aan het onbeschermde dijkgedeelte werd
veroorzaakt door verstuiven. De aannemer heeft per strekkende meter 5 m3 zand
extra in het werk gebracht voor eventuele verliezen. De stranden die onder 1 30
werden afgewerkt zijn wel iets flauwer geworden. Hierin was te voren reeds voor
zien door het spuiten van een overmaat zand.
De afsluiting van de Grevelingen
De werkzaamheden nabij Bruinisse hebben in het laatste kwartaal van 1958
goede voortgang gemaakt. De werkhaven is in gebruik genomen voor de aanvoer
en overslag van bekledingsklei en van zink- en stortsteen.
De ringdijk voor de bouwput van de schutsluis werd half december aan de zuid
oostelijke zijde gesloten. In de aanvankelijk op diepte gebaggerde bouwput is
tijdens het spuiten van de ringdijk weer zand gevloeid. Dit zand zal met een
profielzuiger worden verwijderd, waartoe de put weer tijdelijk geopend moet
worden. Aan de buitenkant van de ringdijk werd aan de zijde langs de Greve-
51
i
OVERFLAKKEE
VOLKERAK
Stand van het werk op 29 december 1958 KLM-Aerocarto