oplopen. In het algemeen dus ter weerszijden van het sluitgat en in de damkoppen die dit sluitgat begrenzen. In het Veersche Gat zullen de caissons bovendien wor den gebruikt bij het maken van de aansluiting van de grote landhoofdcaisson op de aangrenzende damkoppen, terwijl zij in de Zandkreek mede zullen worden gebruikt voor de dichting van het sluitgat. Een bijkomend voordeel van het gebruik van caissons is, dat hiermede tevens in het werk een loswal kan worden geformeerd waarlangs de voor de werken be nodigde materialen rechtstreeks in het werk kunnen worden gelost. Bij de weste lijke damkop in het Veersche Gat is een dergelijke loswal aangelegd. Na gereed komen van het werk kunnen de opzetstukken worden verwijderd en kan met een voudige middelen een blijvende loswal worden gemaakt waarvan bij de verdere ontwikkeling van het binnengedijkte gebied nog een nuttig gebruik kan worden gemaakt. Bij de dam in de Zandkreek zal het nodig blijken de uit eenheidscaissons samen gestelde landhoofden te gebruiken als basis voor de aanvoer van materialen in hoofdzaak mijnsteen en het van daaruit in het werk brengen van dit materiaal op de aangrenzende slikken. Voor de beide afsluitingswerken zijn, met inbegrip van enkele reserve-elementen, 115 eenheidscaissons nodig, bestaande uit een gesloten onderbak en een open opzetstuk. De bouw van deze eenheidscaissons is thans in uitvoering. 20 Nylon als bodembescherming Wegens de uitgestrektheid van de bodembekleding die in de sluitgaten moet worden aangebracht, wordt gezocht naar nieuwe materialen en werkwijzen. Wat de materialen betreft is o.a. geëxperimenteerd met plasticfolies en met nylon weefsels; voor het aanbrengen van de bekleding is een ponton ontwikkeld, die hierna zal worden beschreven. De vergelijking tussen plasticfolie en nylonweefsel is in het voordeel van het laatste uitgevallen. Het weefsel heeft een zeer grote treksterkte bij een grote rek, het scheurt bij een plaatselijke beschadiging niet gemakkelijk verder, het is rotvrij, het is voldoende waterdoorlatend en vrijwel geheel zanddicht. De eerste proeven werden genomen met een mat, die uitgelegd werd door een slee, waarop het materiaal lag opgevouwen, in de stroomrichting over de bodem te verhalen, nadat de verzwaarde rand van de mat op de juiste plaats was ver ankerd. Door het ontbreken van dwarsverstijving in het element vormden zich toen plooien. In dubbele naden aangebrachte buizen gaven in dit opzicht enige ver betering, maar hadden het bezwaar dat zij bij ongelijke bodem de randen van de grond hielden en aldus het stromende water gelegenheid boden de bedekking op te lichten en te verplaatsen. Dit maakt het nodig de mat direct na het leggen met steen te ballasten. Later werd de slee voorzien van rollen en werd de werkwijze zo gewijzigd dat de be- kledingsmat over de voorrol gleed, daarna door de wagen werd overreden en daarbij glad werd getrokken. De proeven toonden duidelijk aan dat verstijving van de mat nodig is. Aanvan kelijk dacht men daarin een vierkantsverdeling aan te brengen zoals de wiepen van een klassiek zinkstuk, mede om de later aan te brengen ballast vast te houden. Bij nadere onderzoekingen bleek echter, bij de gekozen werkwijze, alleen een verstijving loodrecht op de richting van dit uitleggen mogelijk. Die verstijving moest natuurlijk zodanig zijn dat een goede aanpassing aan de ongelijke onder grond plaats vond en bovendien liefst zó zwaar, dat het uitgelegde element, althans enige tijd, zonder nabestorting zou kunnen blijven liggen. Het beoogde doel is bereikt, door loodrecht op de uitlegrichting op het nylondoek, slangen van nylonweefsel aan te brengen en deze voor het zinken zo volledig mogelijk met zand te vullen. Dit vullen bleek eenvoudig en snel te kunnen ge schieden, door een zand-watermengsel in de slang te spuiten; daarbij loopt het water door het weefsel weg en blijft het zand achter. Aldus samengestelde matten lieten zich in den droge goed en regelmatig uitleggen, waarbij bleek dat, alvorens de voorste rol als een wals over een gevulde slang heen wipte, de mat tussen de rollen perfect gestrekt werd. Teneinde na te gaan hoe het uitleggen en de aanpassing aan een niet vlakke bodem 21 i

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 12