boei is met draden aan de vier hoekpunten van de ponton zodanig bevestigd, dat zij niet kan verdraaien; de richting van de ponton wordt dus door de stand van de buizen aangegeven. Het doek wordt op lange haspels op het werk aangevoerd. De ponton wordt in de haven gevuld. De haspel met het doek wordt hiertoe boven de bak verrijdbaar opgesteld, waarna de nylonslangen in het doek met zand worden gevuld en het verzwaarde doek op de bak wordt opgeslagen. De ponton wordt vervolgens naar het werk vervoerd, hetzij drijvend, hetzij opgehangen in een bok. Het doek wordt uitgelegd door de ponton met behulp van een bok op de juiste plaats neer te laten, nadat water in de rollen is gelaten. Door het oplichten van de ligger die het doek vasthoudt, begint het doek uit de bak te glijden; de ligger wordt in geopende stand vergrendeld. Wanneer de ponton vervolgens enigszins wordt verhaald, rijdt deze over de eerste zandslangen heen. Ten bewijze van het juiste verloop van dit begin komen enige boeitjes, die aan het doek zijn bevestigd, bovendrijven. Vervolgens wordt de bok in de uitlegrichting verhaald en opgesteld achter het te bedekken veld. De bok trekt hierna de ponton naar zich toe, waarbij het doek dus wordt uitgelegd. De rij boeitjes, die hierbij bovenkomt geeft aan of het doek op de juiste plaats ligt. Voor de eerste toepassing van deze nieuwe bodemmat onder de stortsteendrempel van de afsluitopening in de afdamming van het Veersche Gat moeten de matten worden uitgelegd op een diepte van N.A.P. 14 m. De te bedekken oppervlakte bedraagt 335 X 80 m. De 80 m is in de stroomrichting gemeten, die tevens de richting van het uitleggen is. De ponton is zodanig geconstrueerd dat de last onder water ligt; hierdoor is het mogelijk 40 ton (drooggewicht) aan matten op te laden en uit te leggen. Dit betekent, dat matten met 146 gevulde zandslangen van 17,25 m lengte verwerkt kunnen worden. In het Veersche Gat kan men aldus twee matten van 80 m lengte, gezamenlijk geladen, direct na elkaar aan de bodem brengen. De matten worden met een overlap van 5 m gelegd; zij hebben aan één langszijde een net van 1 m breedte, zodat de werkende breedte per mat 11 m bedraagt. Er moet in het 335 m wijde sluitgat dus een dertigtal matten worden gelegd. Daar de bodem tevoren door een baggermolen moet worden geprofileerd en dit de vordering van het werk bepaalt zullen deze werkzaamheden 8 a 10 weken in beslag nemen. 26 Modelonderzoek ten behoeve van de afsluiting van het Veersche Gat Het voornaamste probleem, dat ten behoeve van het ontwerp voor de afsluiting van het Veersche Gat met behulp van modelonderzoek moest worden opgelost, was de keuze van het tracé van de afsluitdam en de plaatsing van het sluitgat in dit tracé. Hierbij diende speciaal aandacht besteed te worden aan de stroom- aanval op de oever van Walcheren direct ten zuiden van het tracé. Gedeelten van deze oever zijn in de loop der jaren sterk achteruitgegaan door oevervallen, met het gevolg, dat thans nog slechts een smalle lage duinregel het achterliggende polderland beschermt. Een tweede probleem, dat met behulp van modelonderzoek moest worden op gelost, was de vormgeving van de landhoofden van het sluitgat. Een zorgvuldig onderzoek hiernaar was noodzakelijk, omdat het sluitgat gedurende de winter 1960/61 open zal blijven en dus bestand zal moeten zijn tegen de stroom- en golfaanval, die tijdens een winterstorm moeten worden verwacht. De hoogteschaal van een model, waarin dergelijke problemen kunnen worden onderzocht wordt voor een groot deel bepaald door de waterdiepten en stroom- snelheden, die in dat model nog aanvaardbaar zijn. Voor het onderhavige geval werd een hoogteschaal 1 50 gekozen. De lengteschaal lag hiermede nog niet vast, omdat veel problemen kunnen worden onderzocht in een model, waarvan de lengteschaal een andere is dan de hoogteschaal. Men spreekt dan van een samen getrokken model. Een zekere samentrekking komt niet alleen ten goede aan de overzichtelijkheid en de economie van het model, doch in sommige gevallen ook aan de nauw keurigheid van de resultaten. Het is namelijk niet goed mogelijk de bodemweer stand in een niet samengetrokken model goed weer te geven, indien hierin tevens zandtransport moet worden onderzocht. Anderzijds kunnen in een samengetrokken model de stroomverdeling tussen de bodem en de waterspiegel en de versnellingen in verticale rich ting niet op schaal worden weer gegeven. De gevolgen van deze en andere model-afwijkingen waren bij de aanvang van het onderzoek nog niet voldoende bekend. In het Wa terloopkundig Laboratorium „de Voorst" zijn daarom twee model len gebouwd van het Veersche Gat 27 NOORD- BEVELAND WALCHEREN OVERZICHTMODEL DETAILMODEL I

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 15