de grond mogen komen; de vaste ligging is voor het werk een groot gemak en de kracht waarmede een sondeerbuis de grond in kan worden gedrukt is bij een drooggevallen bak natuurlijk groter dan bij dezelfde bak in drijvende toestand. Voor het werken in dieper water zijn grotere schepen nodig; in rustig water wordt gewerkt vanaf twee gekoppelde Urker botters. Meer zeewaarts wordt gebruik gemaakt van bokken. Het boren Met boringen wordt bodemmateriaal verkregen dat in laboratoria kan worden onderzocht. Al naar gelang de werkwijze zijn dit geroerde of ongeroerde monsters. In een ongeroerd monster verkeert de grond in bijna dezelfde omstandigheden als waarin het zich in de bodem bevond, hetgeen van belang is voor een onder zoek naar de draagkracht. Het is echter veel eenvoudiger om geroerde grond monsters te verzamelen en dat is veelal voldoende. Het boren geschiedt in een hoorbuis, om instorten van het boorgat te voorkomen. Om de hoorbuis wordt een platform geklemd van ca 1 m2, het schudblok. Met stangen, in het schudblok gestoken, wordt aan de buis een draaiende beweging Pulsboor Lepelboor Steekapparaat Sondeerapparaat 34 Boorstelling gegeven; om haar sneller te doen zakken kunnen enige mannen op het schudblok gaan staan. Geroerde monsters verkrijgt men met een puls, dat is een buis van 1,5 m lengte en 9 cm diameter, aan de onderzijde voorzien van een scherpe stalen snijrand en een messingklep, die met een leertje scharnierend aan de buis is verbonden. Door de puls in de hoorbuis te laten vallen dringt de grond langs de klep in de puls. Bij het ophalen sluit de klep de puls af. Door rukken te geven aan de draad wordt aan de puls een dansende beweging gegeven en wordt steeds meer grond in de puls verzameld; is de puls vol dan wordt deze opgehaald en geleegd. Soms gebruikt men de slagpuls, die met behulp van een daarboven aangebracht gewicht in de bodem wordt geslagen. Door de pulsbuis zo uit te voeren dat deze overlangs te openen is, kan enigszins een indruk van de gelaagdheid van de grond worden verkregen. In vaste klei- en veenlagen is het werken met de pulsboor lastig. De boringen kunnen dan ook worden uitgevoerd met een lepelboor: een aan de zijkant open buis met een lepelvormige onderzijde. De boor wordt met een stang in de grond gedraaid. Men kan de stang verlengen met opzetstukken van 3 m lengte, die met een eenvoudig slot op elkaar passen. Bij leemboringen in het Hollandsch Diep werd door een van de opzichters een nie.uw type boor ontwikkeld, een soort lepelboor met de punt van een avegaar- boor, waarmee de productie van de boorploeg belangrijk kon worden vergroot. Ongeroerde monsters worden verkregen door een blikken bus in de grond te steken. De bus wordt hiertoe in een stalen mantel geschoven, voorzien van een kogel, die opgelicht wordt bij het steken en bij het trekken de bus aan de boven zijde luchtdicht afsluit. Hierdoor wordt voorkomen dat bij het trekken een lucht- drukverschil het monster weer uit de bus zou doen schuiven. Het apparaat wordt met stangen in de grond geduwd of geslagen. De grond dient voldoende samenhangend te zijn om in de bus te blijven kleven, T If 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 19