Vormgeving van het sluitgat
Bij het gebruik van caissons als afsluitmiddel dienen de damkoppen die het sluit
gat begrenzen bij voorkeur verticaal te zijn. De aansluiting van de caissonreeks
op deze kop is dan op eenvoudige wijze zeer snel tot stand te brengen.
Daar reeds vroeg in het werkseizoen met het plaatsen van de caissons moet wor
den begonnen, zal men moeten overwinteren met een reeds door verticale land-
hoofden begrensd sluitgat.
Teneinde een in de gegeven situatie zo gunstig mogelijk stromingsbeeld te ver
krijgen en tevens tot een verantwoorde vormgeving van de het sluitgat begrenzen
de landhoofden te geraken, is hiernaar een waterloopkundig modelonderzoek in
gesteld. Bij het bepalen van de vorm kon gerekend worden op de toepassing van
de z.g. eenheidscaissons, die elders in dit Driemaandelijks Bericht worden be
schreven.
Ter plaatse van de kop van het damlichaam zullen deze eenheidscaissons in een
aaneengesloten rij worden geplaatst, evenwijdig aan de stroomrichting. Door nu
deze elementenreeks aan de beide uiteinden buitenwaarts, dus naar het sluitgat
toe, uit te buigen, kon het loslaatpunt van de stroom zodanig worden gefixeerd
dat het mogelijk bleek de stroombanen juist vóór de verticale landhoofden heen
te leiden. Een tweede belangrijk punt is dat nu de maximale contractie ongeveer
ter plaatse van de lengte-as van de sluitgatdrempel optreedt, dus juist boven het
gebied waar de drempelverdediging het zwaarst is.
De twee koppen zijn niet geheel gelijk van vorm, omdat het stromingsbeeld tijdens
de eb anders is dan tijdens de vloed. Stelt men de grootte van het aanvankelijke
doorstromingsprofiel (beneden N.A.P.) van het Veersche Gat op 100 dan
bedraagt de vernauwing als gevolg van deze werkwijze aan het einde van het jaar:
1958 dam op de Plaat van Onrust gereed 2
1959 sluitgat bezonken; Walcherse kop gereed ca 10
1960 oostelijke kop gereed; sluitgat geformeerd ca 50
Blijkens de opgestelde berekeningen is dit sluitgat zo groot, dat de daarin op
tredende stroomsnelheden, ook tijdens stormtij, beneden de als toelaatbaar aan
gehouden grens van 31 m/sec. zullen blijven. Bij een gemiddeld getij zal de
stroomsnelheid in het sluitgat ongeveer 2 m/sec. bedragen.
Drem p elconstructie
Wanneer na de blokkering van een sluitgat ter weerszijden van de afsluiting
grote waterstandsverschillen ontstaan, zal het water zich een weg zoeken onder
de caisson door. Deze stromingen kunnen onder bepaalde omstandigheden zand
meenemen, wanneer de sluitgatbodem tegen uitschuring is beschermd door rijs-
houten zinkstukken. Daardoor kunnen verzakkingen van de sluitgatbodem wor
den ingeleid.
Teneinde aan dit gevaar te ontkomen, wordt de sluitgatdrempel in het Veersche
Gat op andere wijze gevormd. De opbouw van deze drempel berust op het
principe van een filter.
De uit fijn zand bestaande bodem wordt bedekt met een laag grind van 5
6
Doorsnede van de drempel
De opbouw van het filter
20 mm, die op haar beurt weer wordt afgedekt met een laag grof grind afkomstig
van de Main. Op dit Maingrind wordt vervolgens een laag zinksteen gestort, die
wordt belast door een bovenlaag van zware steen.
Ten aanzien van de hiervoren omschreven opbouw van de beteugelingsdrempel
zijn in de stroomgoot van het Waterloopkundig Laboratorium onderzoekingen
verricht die hebben uitgewezen dat, zelfs bij een groter verhang dan in werkelijk
heid zal optreden, geen fijn materiaal uitspoelt. Nu de mogelijkheid is aangetoond
om kunststofweefsels als bodembescherming te gebruiken, wordt in het sluitgat
in het Veersche Gat tevoren tevens een nylonmat aangebracht. Daarop zal men
dus de beteugelingsdrempel bouwen.
Ter weerszijden van de als filter opgebouwde beteugelingsdrempel wordt de geul
bodem verdedigd met de gebruikelijke rijshouten zinkstukken. Teneinde het na-
zakken van deze stukken als gevolg van door de stroom veroorzaakte ontgron
dingen aan binnen- en buitenzijde van het sluitgat te voorkomen, wordt de geul
bodem ter plaatse vooraf verdiept en aldus kunstmatig reeds ongeveer aangepast
aan een toestand die zich t.z.t. op natuurlijke wijze toch zou instellen.
Blokkeren in één kentering
Zoals reeds vroeger werd uiteengezet, komen geleidelijke sluitingen bij de in het
Deltagebied te maken hoofddammen niet in aanmerking omdat bij deze werken
de in het sluitgat optredende maximum stroomsnelheden zó hoog worden, dat
een stroombestendige drempel met de tegenwoordige middelen niet kan worden
geconstrueerd.
Deze overweging geldt ook voor de afsluiting van het Veersche Gat, welke zeearm
van de af te sluiten zeegaten het kleinste vloedvolume bezit. (Veersche Gat
70 millioen m3; Haringvliet 250 millioen m3; Brouwershavensche Gat 300
millioen m3; Oosterschelde 1000 millioen m3).
Daarom zal men voor de dichting van het sluitgat in de Veersche Gat-dam een
zevental doorlaatcaissons gebruiken. Door telkens na plaatsing van een caisson
de daarin aangebracht schuiven op te trekken kan men tot het laatste ogenblik toe
het doorstromingsprofiel van het sluitgat tamelijk groot en dus de stroomsnelheid
daarin voldoende klein houden.
-I4.00
X
<4 ZWARE 5TORTSTEEN LAAGDIKTE 0.6
j;M LICHTE STORT5TEEN LAAGDIKTE 0.6
j{« MAINGRIND LAAGDIKTE 0.9
4 GRIND 5-20 mm LAAGDIKTE 0.9
NYLONMAT LANG 75 ra