mastiek in de buis gestort, dan zal de doorstroming worden hervat met een snel heid, die afhankelijk is van de hoogte van het mastiekoppervlak boven de even- wichtsstand. Uiteraard moet tijdens de stilstand gewaakt worden tegen sterke afkoeling en dus verstopping van de buis. In 1957 zijn reeds op kleine schaal een aantal proeven gedaan, waarbij de bruik baarheid van de werkwijze werd onderzocht. Hierbij bleek een mastiekmengsel van 70 duinzand, 20 bitumen pen. 280320 en 10 vulstof bij 100° C goed verwerkbaar in de menginstallatie; het storten door een dubbelwandige rechte buis met een vernauwde mond op enige meters onder water verliep vlot. De diepte waarover de mastiek in de steen doordringt onder deze omstandigheden werd bepaald door enige kisten, gevuld met stortsteen of Maingrind in verschil lende gradaties, onder water met mastiek te overgieten. Door de kisten enige maanden onder water te laten kon men constateren dat na afkoeling geen verdere vloei meer optrad. De penetratiediepte bedroeg, afhankelijk van de steengradatie, 5 tot 50 cm. Toen de proeven bevredigende resultaten opleverden kon men verder gaan met de ontwikkeling van een groter apparaat, dat het mogelijk moest maken de mastiek in brede stroken over de bodem uit te gieten. De vorm van dit apparaat doet denken aan een stofzuigermond: de toevoerbuis mondt uit in een brede verdeelbuis, met een spleetvormige uitstroomopening. Door de afmetingen van de toevoerbuis en de verdeelbuis groot te kiezen ten opzichte van de uitstroom spleet wordt de weerstand die de mastiek bij de doorstroming ondervindt, groten deels geconcentreerd in de spleet. De druk in de mastiek is langs de binnenzijde van de spleet over de gehele lengte gelijk zodat uit het midden van de spleet dichtbij de toevoerbuis niet meer mastiek vloeit dan aan de kanten, die ver van de toevoerbuis liggen. Met een apparaat dat volgens deze principes is geconstrueerd door Verschure en Co's te Amsterdam, zijn in het voorjaar van 1959 proeven genomen in een drijvend dok van dezelfde maatschappij. Na afloop van iedere proef werd het dok opgehaald om de resultaten te bestuderen. De buis was opgehangen aan de „Dorus Heijmans", een verbouwd landingsvaartuig dat een asfaltmenginstallatie 'aan boord heeft. Op de dokvloer was een proefveld ingericht, zodanig dat een indruk kon worden verkregen van de gelijkmatige uitstroming over de breedte van de spleet en van de penetratiediepte van steen onder verschillende omstan digheden. Door het schip tijdens de proeven met een eenparige snelheid door het dok te verhalen kon men controleren hoe gelijkmatig de uitstroomsnelheid was. Het proefapparaat is ingericht om 4,5 m onder water stroken te penetreren van 5 m breedte. De uitstroomspleet is met een schuif afsluitbaar. Bij het begin van een proef wordt de buis met gesloten schuif boven water zo ver mogelijk gevuld, vervolgens neergelaten tot dicht boven de bodem en verder bijgevuld tot ruim boven de evenwichtsstand. Na afloop van de proef wordt de buis met geopende schuif opgehaald, zodat alle mastiek eruit kan stromen. De buis is nabij de spleet voorzien van een electrische verwarming die bij stagnatie van de aanvoer en dus van de doorstroming kan worden ingeschakeld om verstopping van de spleet door afkoeling van de mastiek te voorkomen. Geheel gepenetreerd grof Maingrind Gedeeltelijk gepene treerd fijner Maingrind Kist met gepenetreerde stortsteen na het wegbreken van een zijwand 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 11