Stormvloed 23-12-1954 1-2-1953 hyperstorm Reductie bij Waterstanden een hyper- in m -J- N.A.P. 3,50 4,65 5,60 storm t.o.v. Max. golfhoogte het oorspron in m 3,6 4,3 5,— kelijke pro Periode in sec. 6 11 91 fiel Profiel type Overslag in m3/uur/m muur O (oorspronkelijk) 103 174 800 0 F 69 D 10 625 20 E 21 E -)- reliëf beton- glooiing 3,5 570 30 A 7 265 65 F -|- palenrijen 10 200 75 C -f F 160 80 A -(- palenrijen 1,5 91 90 C 74 90 Resultaten van golfoverslagmetingen van de „Boulevard de Ruyterte Vlissingen in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft Uit de resultaten, waaraan in verband met het in het model optredende schaal effect voor de oppervlaktespanning van de waterdruppels geen absolute waarde mag worden toegekend, blijkt dat door het aanbrengen van een berm volgens de typen A (met palenrijen) en C de beste resultaten kunnen worden verwacht. Op merkelijk is de geringe uitwerking in het model van een onder 1 31, tot N.A.P. -j- 10,50 m opgetrokken dijk volgens type D. Voor het uitzicht van de boulevard is het resultaat van de proef bijzonder gunstig. Door het maken van een, met de top 3 m beneden de boulevard gelegen buitenberm blijft het vrije uitzicht op de zee en daarmede het karakter van de boulevard onaangetast. De keuze is gevallen op een verzwaring volgens type C om de volgende redenen. Bij het aanbrengen van een verzwaring volgens type A moeten wederom palenrijen worden aangebracht. Afgezien van het weinig esthetisch effect van deze palenrijen, zou daarmede de onderhoudslast belangrijk toenemen, terwijl de constructie geen reservemogelijkheid biedt, wanneer de resultaten in de werkelijkheid wat mochten tegenvallen. Deze reserve is wel aanwezig in profiel C; het aanbrengen van een golfremmende constructie op dit bermtype is naderhand, bij gebleken noodzaak, nog mogelijk. De teen van de berm ligt 43,50 m uit de voorkant van de zeemuur. Aan de voet is de helling 1 31, naar boven toe steeds flauwer wordend tot 1 16 tegen de 42 5 SOm.HYPERSTORM Profielen van diverse bermtypen, beproefd in de windgoot van het Waterloopkundig Labo ratorium te Delft muur op een niveau van N.A.P. 6,00 m. Het boven de berm uitstekende muur gedeelte blijft daarbij een essentieel onderdeel van de zeewering. De landeinden van de palenhoofden vielen in het werk en moesten worden opge ruimd, terwijl twee vrij korte palenhoofden, het „Blazenhoofd" en het „Walen- hoofd", geheel kwamen te vervallen. De onderzeese oever voor de boulevard verkeert reeds geruime tijd in een toe stand van betrekkelijke rust. Ten oosten van het Leugen aar shoofd bevindt zich een, gedeeltelijk door middel van zinkstukken verdedigde, inscharing waarvoor diepten voorkomen van meer dan 25 m beneden N.A.P. Deze put werd, voorzover noodzakelijk, opgevuld. Daartoe werd de bodem nader vastgelegd met zinkstuk ken, waarop aan de teen van de opvulling een dam van stortsteen werd aangelegd. De tussen deze dam en de voet van de muur gevormde ruimte werd tot het niveau van N.A.P. lm aangevuld met mijnsteen. De mijnsteen werd aan de zeezijde afgedekt met kraagstukken en stortsteen. De uitvoering is over twee jaren verdeeld. In 1958 werd de verzwaring voor het westelijke gedeelte van de boulevard aangebracht en ter plaatse van het Leuge- naarshoofd, waar de muur van richting verandert, tijdelijk afgerond; de inscharing ten oosten van dit palenhoofd werd opgevuld. In 1959 werd het oostelijke ge deelte van een buitenberm voorzien. Zodoende konden eventuele zettingen van het opvulmateriaal van de inscharing worden afgewacht, alvorens de bermcon structie over deze aanvulling werd doorgetrokken. De werkzaamheden moesten uiteraard voor een belangrijk gedeelte in tijwerk worden verricht. Het westelijke gedeelte van de berm bestaat uit een zandkern, welke wordt gesteund door een, tot N.A.P. -f- 1,50 m reikende kleikade en afgedekt met een 0,60 m dikke kleilaag. De teenconstructie is aangepast aan de hoogteligging van de vooroever. Waar ter plaatse deze vooroever hoger lag dan N.A.P. 1,20 m be staat de teen uit een steenbestorting op rijsbeslag, aan de binnenzijde afgesloten door een damwand van azobé. Bij een vooroever, welke lager lag dan N.A.P. 1,20 m, wordt de teen gevormd door zinkstukken, waarvan de bovenste laag 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 23