Zoals reeds vermeld zal het boezempeil moeten worden beheerst door het over
tollige water af te leiden op de Oosterschelde via openingen in de binnen-ebdeuren
van de schutsluis. De bepaling van het totale doorstromingsprofiel van deze
openingen wordt beheerst door een drietal factoren:
a. de scheepvaart;
b. de wateraanvoer;
c. de laagwaterstanden in de Oosterschelde.
De kennis van deze factoren is vooral van belang in de wintermaanden, wanneer
ten behoeve van de handhaving van een laag boezempeil veel water moet worden
geloosd.
Teneinde een indruk te krijgen van de toekomstige scheepvaartbeweging door de
schutsluis werd het gebruik, dat dagelijks van de sluizen te Veere wordt gemaakt,
nader geanalyseerd. Deze analyse leerde, dat in de wintermaanden het aantal
schuttingen per tijdseenheid slechts afhangt van het uur van de dag en van de dag
van de week; de scheepvaart houdt nauwelijks rekening met de richting van de
getijstromen op de zeearmen en wenst derhalve niet, zoals verwacht werd, juist om-
12
streeks het tijdstip van laag water te worden geschut. Voorts werd rekening ge
houden met de vervoersstroom die begint of eindigt in de langs het Veerse Meer
gelegen haventjes. Zo zullen tijdens de bietencampagne, alleen reeds voor het
daarmee samenhangende vervoer via de Zandkreekhavens, ca. 15 schepen per
dag moeten worden geschut.
Een en ander leerde dat het scheepvaartverkeer zich in het winterseizoen, dus in
de natte periode, in hoofdzaak afspeelt tussen 7.00 en 19.00 uur en dan dermate
intensief, dat er niet op mag worden gerekend, dat overdag belangrijke hoeveel
heden water zullen kunnen worden geloosd. Er zal dus vooral 's nachts moeten
worden geloosd, terwijl overdag slechts een enkele keer de gelegenheid daartoe
zal bestaan.
Aangenomen mag nu worden, dat per etmaal één volledige laagwaterperiode,
behorende bij een tijdstip van laag water tussen 19.00 en 7.00 uur, in rekening
mag worden gebracht. De enkele onderbrekingen die de scheepvaart in deze
periode zal veroorzaken kunnen worden gecompenseerd door de overige ge
legenheden tot lozen, die zich in datzelfde etmaal kunnen voordoen.
Wat de wateraanvoer betreft werd nagegaan hoe deze aanvoer over een zeer
natte periode zal zijn verdeeld. Daarvoor kon worden beschikt over gedetailleerde
gegevens die sinds 1929 zijn verzameld van het gemaal „De Piet", dat de lozing
naar het Veerse Meer verzorgt van ca. 30 van het op deze boezem lozende
gebied. Uit deze gegevens kon een overzicht worden samengesteld van de mate
Berekend verloop van het
boezempeil voor de on
gunstige periode 28 nov-
26 dec. 1950, voor het
geval dat het Veersche
Gat en de Zandkreek
zouden zijn afgesloten
GRENS VAN HET OP HET VEERSE MEER
AFWATERENDE GEBIED, TOTAAL I4 2SO ha.
EXCLUSIEF NIEUW LAND BOEZEM 3800 ha
ITOTALE DOOR SCHUTSLUIS AFWATERENDE OPP:,l8 080 ha
NATUURLUKE LOZING DOOR UITWATERINGSSLUIZEN, 420 ha.
BEMALEN GEBIED, I3.860 ha.
-zomerpeil