Het vaststellen van het N.A.P. in de bouwput in het Haringvliet en de geconstateerde bewegingen van de vaste punten en van de ringdijk Bij het vaststellen van het N.A.P. in de bouwput in het Haringvliet zijn bewegingen geconstateerd in de vaste punten, die gekozen waren om de hoogte van de in aanleg zijnde dijken en sluizen te bepalen. Een aantal tussentijdse metingen is in de loop van de werkzaamheden noodzakelijk gebleken om de hoogtemerken te corrigeren. Bij de aanvang van de werkzaamheden in februari 1957 werd het N.A.P. door de Deltadienst overgebracht vanaf een merk op de Plaat van Scheelhoek naar de meet- paal nr. 1 aan de zuidzijde in de as van de te maken ringdijk (waarnemingslijn 1 in grafiek). Dit geschiedde door waterwaarnemingen aan beide zijden bij kentering van het tij over een afstand van 700 m. De gevonden waarde van de hoogteligging van een bout aan de meetpaal, N.A.P. 2,765 m, klopte vrij nauwkeurig met een tegelijkertijd opgenomen, in de nabijheid staande peilschaal. Om een zuivere hoogte te krijgen, werd aan de Meetkundige Dienst van de Rijks waterstaat het verzoek gericht het N.A.P. naar de meetpaal over te brengen. Drie maanden na de aanvang van het werk, in mei 1957, werd dit optisch gedaan vanaf de Plaat van Scheelhoek, waarbij als hoogte van de bout werd gevonden N.A.P. 2,637 m. Een zakking dus van bijna 13 cm, die te wijten is aan de dijkbouw ter plaatse van de meetpaal, waarbij de rond de paal aangebrachte hoeveelheid zand en Klundertse klei tezamen met de paal is gezakt door het samenpersen van de ondergrond. Een controle van deze hoogte in september 1957 leverde weer een zakking op, nu tot N.A.P. 2,598 m. Opgemerkt kan worden, dat de dijk aan de westzijde intussen reeds een heel eind was gevorderd. De kruin (inclusief overhoogte) was geprojecteerd op N.A.P. -f 8,30 m, een hoogte die in werkelijkheid dus ongeveer N.A.P. 8,15 m bedroeg. Intussen werden door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat voorbereidingen getroffen om van de andere kant van het strand van Voorne het peil over te brengen, ten einde een gesloten ring tot Stellendam te verkrijgen. De afstand van het strand naar de in aanbouw zijnde dijk (1,5 km) was te groot voor optische waar nemingen. Er werd daarom, in november 1957, gebruik gemaakt van een met water gevulde gewapende, 1500 m lange, loden buis, die als flesjeswaterpas dienst deed. In de aan beide zijden zich bevindende glazen buizen met maatverdeling zal volgens de wet van de communicerende vaten het water even hoog staan. Een aan de noord zijde van de dijk in september 1957 aangebrachte stalen buis werd gemeten en als hoogte werd gevonden N.A.P. 0,671 m (waarnemingslijn 5 in de grafiek). Na waterpassing naar de meetpaal aan de zuidzijde werd hiervoor gevonden N.A.P. 2,580 m. Nadat de ringdijk voltooid was, werd in augustus 1958 een begin gemaakt met de bemaling van de bouwput. Daar door deze bemaling zakkingen verwacht konden worden, werd een viertal dwarsprofielen over de dijk nauwkeurig gadegeslagen. De waarnemingen, gebaseerd op de bekende hoogtemerken aan de meetpaal (zuidzijde) 18 'Q186 open bemaling diepe bemaling A periode van dijkbouw nabij meetpac B periode van open bemaling C periode van diepe bemaling 1 meetpaal 2 damwand zuid 3 paal in pijler 9 4 damwand noord 5 buis Verloop van de zettingen van hoogtemerken i lc 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1960 | | pagina 11