De taluds van de bouwput van de sluis waren in de slappe lagen tamelijk steil ont
worpen (plaatselijk 1 1|), waarbij niet aangenomen mocht worden, dat het even
wicht verzekerd zou zijn. Slechts in de zuidelijke hoek van de bouwput waren gunstige
sondeerwaarden gemeten, waardoor onder de zuidoostelijke begrenzing een plaatselijke
grondverbetering nodig was.
Deze verbetering (tot 6,5 a 7,5 m beneden N.A.P.) kon beperkt blijven tot onder de
taluds, waardoor de slappe lagen opgesloten werden. Voor het noordelijke buitentalud
dat flauw naar het maaiveld verloopt was daarentegen geen grondverbetering nood
zakelijk, evenmin voor het opslagterrein, dat tussen beide havens is gelegen, hoewel
men er op moet rekenen dat zettingen verwacht kunnen worden die variëren tussen
de 0,6 en 1 meter. Deze zettingsverschillen, die voor een opslagterrein nog wel aan
vaardbaar lijken, zijn echter ongewenst voor de toekomstige Grevelingendam. Vooral
ook daar in het tracé van deze dam een star gefundeerd sluishoofd komt te liggen. Het
is daarom van belang aan weerszijden van de bouwput en in aansluiting op de ge
projecteerde grondverbeteringen een dergelijke verbetering aan te brengen die ge
leidelijk in diepte afneemt. Verwacht mag worden, dat de zettingsverschillen voor dit
damgedeelte binnen redelijke grenzen zullen blijven.
De grote oprit van de Grevelingendam zal op het westelijke sluishoofd van de te
bouwen sluis niet zonder invloed zijn. Hierdoor immers zal de 10 m beneden N.A.P.
gelegen kleilaag een zetting ondergaan, welke beweging door het sluishoofd mee
gemaakt zal worden. Om dit te voorkomen dient onder het westelijke sluishoofd een
fundering op palen te worden aangebracht. Het oostelijke sluishoofd, waar ter plaatse
de grondslag zeer afwisselend van opbouw is, zou bij een fundering op staal de
neiging hebben om scheef te zakken. Een paalfundering onder dit sluishoofd is dan
eveneens de aangewezen oplossing. Wanneer de sluiskolk op staal gefundeerd wordt
moet echter op zettingsverschillen tussen kolk en hoofden worden gerekend, zodat
besloten is de gehele sluis op palen te funderen.
26
Het onderzoek van kunststofweefsels door
het Vezelinstituut T.N.O.
Bij het zoeken naar niet-traditionele materialen, die gebruikt kunnen worden bij de
uitvoering van de Deltawerken, is ook gedacht aan textiel. De eerste proefnemingen
van de Deltadienst betroffen grote zandzakken van nylon, toegepast bij de afsluiting
van de Pluimpot. Intussen worden ook op grote schaal proeven genomen met nylon
als bodembescherming. Gezien de voordelen van dit materiaal, zoals de gunstige
mechanische eigenschappen en de rotechtheid, is het van groot belang te weten, hoe
deze eigenschappen beïnvloed worden door de inwerking van het zonlicht, het zee
water, eventuele verontreinigingen daarvan, de schurende werking van het zand en
dergelijke.
Het Vezelinstituut T.N.O. kreeg de opdracht alle eventueel in aanmerking komende
textielmaterialen op deze eigenschappen te beproeven.
Uit de literatuur zijn wel enige gegevens bekend omtrent de inwerking van het zon
licht op polyamide (nylon), polyacrylonitrilvezels (Orlon), polyestervezels (Terylene)
en polyvinylideenchloridevezels (Saran), maar in het algemeen worden textielvezels
niet blootgesteld aan bovengenoemde straffe omstandigheden, terwijl ook aan de
duurzaamheid meestal lagere eisen worden gesteld.
Een en ander was aanleiding tot het ontwerpen van een proefopstelling. Deze moest
enerzijds zoveel mogelijk de omstandigheden nabootsen, die heersen bij het gebruik
van kunststofweefsels, terwijl anderzijds een zo sterk en zo snel mogelijk optredende
aantasting verkregen moest worden.
Voor het eerste doel werd de hieronder beschreven proefopstelling op de waterlijn
gebouwd, ten behoeve van het tweede werden de materialen op deze opstelling regel
matig met een spons ontdaan van de natuurlijke slibafzetting, die de lichtaantasting
vertraagt en, doordat zij verre van gelijkmatig is verdeeld over de monsters, de resul
taten vertroebelt. Deze werkwijze brengt met zich mede, dat de verkregen resul
taten wel in hun onderlinge verhouding een juist beeld van de aantasting onder de
beoogde omstandigheden zullen geven, maar dat zij geen absolute maat vormen. In de
praktijk zal in het algemeen de aantasting minder snel verlopen. Daarnaast werd een
opstelling gemaakt om alleen de invloed van het zonlicht na te gaan, dus om een zuivere
belichtingsproef te doen.
De proeven
Op de waterlijn werd een houten opstelling gemaakt bestaande uit ondiepe houten
bakken. De bakken werden gevuld met zand, terwijl het te beproeven doek er over
heen gespannen werd en met latjes ter weerszijden vastgeklemd. Er werden steeds vijf
bakken naast elkaar op een stelling vastgezet op zodanige wijze, dat de doeken onder
een hoek van 30° met de horizon naar het zuiden gekeerd stonden. Deze hoek komt
globaal overeen met de welving van gevulde zandzakken.
27