P9lPfiR HAALKQMMEN VOOR BEROEPSVAART 1UT1EHQTE 12&QQ A-BEDIENINGSRUIMTE EN KANTOOR SLUISMEESTER B BEDIENINGSRUIMTE BOVENAANZICHT Doorsnede en bovenaanzicht van de schutsluis categorie kan men als eis stellen, dat bij G.L.W. (thans N.A.P. 1,54 m) vrijwel alle elevatorbakken in geladen toestand de sluis moeten kunnen passeren. Met een drempeldiepte van N.A.P. 5,00 m zou dan kunnen worden volstaan, welke diepte ook voor de tweede categorie voldoende is. Hetzelfde blijft gelden in toestand 3 en 4. In het Grevelingenbekken behoeven geen lagere waterstanden dan ongeveer 1,00 m beneden N.A.P. te worden verwacht. Aan de oostzijde zullen in toestand 4 de bij normaal boezembeheer te verwachten extreem lage waterstanden vermoedelijk ook niet veel beneden NA.P. 1,00 m liggen. Deze lage standen zullen echter gedurende vrij lange tijd kunnen voorkomen. Met het oog op de vaart met kustvaarders biedt een drempelligging van N.A.P. 5,00 m echter het nadeel dat bij waterstanden van N.A.P. 1,00 m het Grevelingen bekken voor de grootste tot dit type behorende schepen (diepgang ca. 3,80 m) tijdelijk onbereikbaar zal zijn. In verband hiermede is de drempeldiepte op N.A.P. 5,5 m bepaald. Resumerende verkrijgt de sluis de volgende afmetingen: nuttige schutkolklengte 125 m, breedte van de kolk en de hoofden 16 m, drempeldiepte van beide hoofden N.A.P. 5,50 m. De deuren Uit globale ramingen van kosten bleek toepassing van puntdeuren de goedkoopste oplossing te geven, terwijl bovendien de grondvorm van de sluis zeer eenvoudig 18 bleef. In verband met de grote afmetingen zijn stalen deuren gekozen, voorzien van schuiven voor het vullen c.q. ledigen van de schutkolk. Gelet op het tijdstip van gereedkomen van de Grevelingendam in het tijdschema van de Deltawerken, moest er bij het ontwerp van de schutsluis op worden gerekend dat naar beide richtingen vervallen zullen kunnen optreden. Tot ca. 1970 (sluiting Brou- wershavensche Gat) zal de Grevelingendam de taak hebben het vloedbekken van de Oosterschelde te scheiden van het vloedbekken van het Brouwershavensche Gat. Na dat tijdstip zal de dam moeten dienen om het Grevelingenbekken te beschermen tegen hoge waterstanden, die aan de oostzijde kunnen optreden, aangezien de Ooster schelde dan nog niet is afgesloten. Het wordt voldoende geacht om aan één van de naar het westen kerende deurstellen en wel die van het westelijke hoofd een kerende hoogte van N.A.P. -f 5,00 m te geven. Dank zij de beschutte ligging van de sluis aan het einde van de werkhaven be hoeft ook bij hoge stormvloedstanden niet veel golfoverslag gevreesd te worden. Voor de overige deurstellen wordt een kerende hoogte van N.A.P. 4,00 m voldoende geacht. De tot N.A.P. -f 5,00 m kerende deuren zullen gelijk zijn aan de overige deuren, doch worden voorzien van een afneembare waterdichte leuning ter hoogte van 1 m, zodat in totaal met één stel reservedeuren kan worden volstaan. Voor het op bergen hiervan is een deurenbergplaats nabij de sluis ontworpen. Schuiven in de deuren De schutsluis zal behalve voor het doorlaten van schepen later eventueel ook gebruikt kunnen worden ten behoeve van de zoetwaterhuishouding van het Grevelingenbekken. Hoewel bij belangrijke wateruitwisseling een stroomsluis in de dam noodzakelijk zal zijn, is toch bij het ontwerp van de deuren en van de stortebedden rekening gehouden met een zeker watertransport door de sluis. De deuren zijn zodanig ontworpen dat te zijner tijd zonodig zeer grote schuiven in de deuren kunnen worden aangebracht. Voor alsnog zijn echter alleen schuiven ontworpen, benodigd voor het normale sluisbedrijf, omdat de functie die de sluis ten behoeve van de waterhuishouding zou kunnen ver vullen niet op korte termijn is vast te stellen. Het sluisplateau Ten behoeve van de overzichtelijkheid van de sluis en ten gerieve van de bediening, is het sluisplateau in zijn geheel op N.A.P. 4,00 m ontworpen. De brug Over de sluis zal een brug moeten worden gebouwd voor het verkeer dat van de Greve lingendam gebruik zal maken. Gedurende lange tijd zal kunnen worden volstaan met twee rijbanen voor het snelverkeer, waarbij de totale rijwegbreedte, inclusief de kant stroken, 7,25 m bedraagt, mits tevens de nodige voorzieningen worden getroffen voor het langzame verkeer. Ten behoeve daarvan wordt op de dam voor een parallelweg of rijwielpad ter breedte van maximaal 5 m ruimte vrijgehouden. Bij het bepalen van het dwarsprofiel van de brug moet rekening worden gehouden met de z.g. bermvrees van de automobilisten, in verband waarmede de rijwegbreedte op de brug op 8,00 m is gesteld. De weg voor langzaam verkeer of het rijwielpad kan ter plaatse van de brug 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1960 | | pagina 11