De afsluiting van het Veersche Gat Het in 1960 te maken gedeelte van de afsluitingswerken omvat het verder opbouwen en voltooien van de sluitgatdrempel en de aanleg van het ca. 600 m lange dijkvak ten oosten van het sluitgat. Met de uitvoering werd begin maart een aanvang gemaakt. Ten behoeve van de verdere opbouw van de sluitgatdrempel werd een laag grove grind op deze drempel gestort. Deze werkzaamheden zijn thans nagenoeg voltooid, zodat binnenkort begonnen kan worden met het vlakbaggeren van de bovenkant van deze grindlaag, waardoor een vlakke grondslag wordt verkregen voor de uiteindelijke af- deklaag van basaltstortsteen. Deze steen wordt thans reeds aangevoerd en als buffer voorraad opgeslagen op de damkop ten westen van het sluitgat. Ten behoeve van de te maken kop ten oosten van het sluitgat wordt een mijnsteendam opgestort, waarop de eenheidscaissons kunnen worden geplaatst die de beëindiging van het damvak moeten vormen. Vóór deze kop zal een Phoenix-caisson, type AX, worden geplaatst als oostelijke be grenzing van het sluitgat. Deze caisson werd destijds (na dienst te hebben gedaan bij het dijkherstel 1953) aan de grond gezet in de veerhaven van Kruiningen. Met de voorbereidingen tot het opnieuw bedrijfsklaar maken van de caisson is een begin gemaakt. Onder meer wordt het in de caisson bezonken slib uitgepompt, worden de afsluiters weer bruikbaar gemaakt en wordt in de veerhaven een vaargeul van vol doende diepte gebaggerd. De afsluiting van de Zandkreek De Zandkreek zal worden gesloten met caissons. Deze worden geplaatst op een drem pel die zo goed mogelijk vlak en stroombestendig moet zijn. Hiertoe is de drempel af gestort met grof grind dat vervolgens is vlakgebaggerd. Op deze grindlaag is zo gelijk matig mogelijk een 30 cm dikke laag lichte stortsteen aangebracht, die door het pene treren met gietasfalt wordt vastgelegd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het appa raat dat in het Driemaandelijks Bericht nr. 9 blz. 18 e.v. is beschreven. De laatste proeven die in Amsterdam in een drijvend dok werden genomen toonden aan dat het mogelijk was met het stortapparaat continu vier stralen gietasfalt onder water te doen uitstromen. De uitslag van de proefneming was zodanig dat het nuttig werd geoor deeld deze werkwijze op grote schaal in de praktijk toe te passen. Ten behoeve van het werk in de Zandkreek zijn in het stortapparaat op het schip „Dorus Heijmans" een aantal wijzigingen aangebracht. Het aantal uitstroom openingen is uitgebreid tot acht, zodat de onderlinge afstand van de stralen terug gebracht kon worden tot ca. 40 cm. De productie van de menginstallatie is ongeveer verdubbeld door een verbetering in het transportsysteem van menginstallatie naar stortpijp en door de tussenschakeling van een verwarmde roerketel als bunker. Aanvankelijk ondervond men enige moeilijkheden met het storten van de gietasfalt in de Zandkreek, doordat het mengsel minder vloeibaar was dan tijdens de proeven in Amsterdam wenseüjk was gebleken, ofschoon dezelfde verhoudingen van bitumen, vulstof en zand werden gebruikt. Als oorzaak kon worden aangewezen dat het gebruik te zand zeer fijn en gelijkvormig van korrel was. Door een deel van het plaatzand te Het asfaltstortapparaat in de Zandkreek 44 Foto Carel Blazer

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1960 | | pagina 24