Betonglooiing aan de
havenzijde van de dam
volgens het systeem Ha
ringman
Bij het opspuiten van de kaden en terreinen is bijna uitsluitend gebruik gemaakt van
perskaden van zand. Hoewel bij deze wijze van vooruitbouwen het verlies aan zand
groter zal zijn dan wanneer perskaden van mijnsteen worden gebruikt is niettemin
het zandverlies gering gebleken. Rekening houdend met de aangebrachte overhoogte
ten behoeve van de klink en een extra zandrug, die door de aannemer werd gebruikt
om de persleiding op te leggen blijkt het verlies tussen de hoeveelheid zand gemeten
in profiel en gemeten in de bakken slechts 24% te zijn (van de totale hoeveelheid
volgens profiel). In vergelijking met soortelijke werken is dit verliespercentage aan
de lage kant. Bij de werkhaven in het Haringvliet bijvoorbeeld heeft het verlies aan
stort- en perszand 50% bedragen. Bij de Zuiderzeewerken (geen stroom) wordt een
verlies van 30 a 35% voor perszand en 20% voor stortzand normaal geacht. Het ver
werkte zand had over het algemeen een zeer gelijkmatige samenstelling met een
korrelgrootte van ca. 20011Het slibgehalte van het zand was zeer gering.
Als gevolg van het feit dat zich op de winplaats schelpenbanken bevonden werden
somtijds zeer veel schelpen mee in het werk geperst. Deze schelpen bleken een vrij
goede bescherming tegen verstuiving te geven. Bij harde wind trad eerst enige verstui
ving op, waardoor een laagje schelpen aan de oppervlakte bloot kwam te liggen,
daarna echter werd door dit, niet geheel gesloten, schelpenlaagje verdere verstuiving
spoedig tegengegaan.
Het mijnsteenbedrijf
De mijnsteen, tot een totaal van ca. 45 000 ton, werd van de mijnen aangevoerd met
binnenvaartschepen in grootte variërend van 400 ton tot 800 ton. De mijnsteen werd
gelost door middel van een dragline die op een grote zolderbak (army ponton) was
geplaatst en met een grijper was uitgerust. De gemiddelde aanvoer van mijnsteen
bedroeg ca. 1500 ton/week.
14
Betonglooiing
De glooiingsblokken werden per bak op het werk aangevoerd vanuit Goes en Middel
burg.
Aan de zeezijde van de dammen werd een systeem toegepast van in elkaar grijpende
blokken, waardoor een samenhangend geheel werd verkregen (systeem Pit). Het bleek,
hetzij door slechts geringe maatafwijkingen van de blokken, hetzij door het veranderen
van de taludhelling als gevolg van een wisselende overhoogte, dat de blokken niet goed
passend gelegd konden worden. Tengevolge hiervan werden een aantal naden ge
spaard, die later met beton zijn aangestort. Door deze naden werd de glooiing a.h.w.
in een aantal vakken verdeeld.
Aan de havenzijde van de dammen werden vlakke blokken toegepast, dieniet in elkaar
passen doch koud tegen elkaar sluiten (systeem Haringman). De snelheid waarmee
de vlakke blokken konden worden aangebracht was groter dan het geval was bij de
in elkaar passende.
Bij de beschouwing van de lijn die de vordering van het werk in guldens uitdrukt
blijkt dat na de aanloopperiode van ca. twee maanden het werk gedurende 1958 in
een snel tempo werd uitgevoerd, terwijl in 1959 het tempo van de uitvoering veel
lager is komen te liggen.
De snelle uitvoering in 1958 is mede een gevolg geweest van het uitvoeringsschema
dat door de aannemer werd voorgesteld en dat van het bestek afweek. Volgens het
bestek dienden de bouwput en de gemeentehaven eerst te worden opgeleverd en daarna
de werkhaven. Toegestaan werd dat de aannemer begon met de werkhaven, echter
met dien verstande dat de data van tussentijdse opleveringen gehandhaafd bleven.
Hierdoor en door de noodzaak het reeds gemaakte werk gedurende de winterperiode
19581959 tegen stormvloeden te beveiligen was een hoog tempo vereist.