richting loodrecht op de dijk, die zo spoedig mogelijk weer volgestort moesten worden
met zand. Ook aan de binnenzijde van de dijk moest een strooksgewijze uitvoering
van de grondverbetering worden toegepast, terwijl het verder op hoogte brengen van
de dam enerzijds en het zandlichaam voor de oprit anderzijds in een gelijk tempo
diende plaats te vinden, zulks ter voorkoming van dijkbreuk ten gevolge van een
zijdige druk.
De toe te passen grondverbeteringen hadden tevens het voordeel dat de uiteindelijk te
verwachten zettingen belangrijk geringer werden, n.l. 10 a 15 cm. Slechts in de omge
ving van de bestaande waterkering van de Wilhelminapolder, waar de slappe lagen
niet verwijderd konden worden, moeten in de toekomst aanmerkelijk grotere zet
tingen (tot een maximum van 75 cm) worden verwacht.
De waterstanden op het Zeeuwse Meer
De inrichting en peilregeling van het Zeeuwse Meer zal, naar het zich laat aanzien,
voor een belangrijk deel samenhangen met het gebruik van dit meer als waterreservoir
ten behoeve van agrarische, huishoudelijke en industriële doeleinden. Ook met het
oog op de veiligheid is het raadzaam om over bergingsmogelijkheden voor het water
te kunnen beschikken. In beide gevallen is men met een zo groot mogelijke kom-
berging, dat wil zeggen met een zo groot mogelijke wateroppervlakte en een zo
groot mogelijke toe te laten peilvariatie het meeste gediend.
Andere belangen, zoals die van de scheepvaart, de recreatie, de landaanwinning, de
afwatering en de oesterteelt, vragen om beperking van de komberging, hetzij door een
andere bestemming van de oppervlakte, hetzij door verkleining of uitsluiting van peil-
variaties.
Onzekerheden zijn gelegen in de mate waarin bepaalde eisen gelden en in de waar
dering van het belang, dat bij inwilliging van deze eisen wordt gediend of geschaad.
Slechts door nauwgezette studie en tal van proefnemingen zullen de onzekerheden
die aan de vele problemen nog kleven weggenomen kunnen worden. Eerst daarna is
het mogelijk om de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen en kan men
rekening houdende met de beperkingen die op grond van waterloopkundige factoren
moeten worden gesteld tot een oplossing komen, waarmede het algemeen belang
het beste zal zijn gediend.
Aangezien omtrent de inrichting van het Zeeuwse Meer nog geen beslissingen zijn
genomen, kan de hierna vermelde peilregeling slechts onder voorbehoud worden ver
strekt. In de delen van het Zeeuwse Meer die bestemd zullen worden om als waterreser
voir te worden gebruikt zal men, evenals op het IJsselmeer, vermoedelijk twee peilen
kunnen onderscheiden, een zomer- en een winterpeil. Deze peilen zullen in het navol
gende aan een beknopte beschouwing worden onderworpen, evenals afwijkingen
daarvan, die zich onder zeer uitzonderlijke omstandigheden zouden kunnen voordoen.
Zomerpeil
Teneinde in het Zeeuwse Meer een watervoorraad te vormen zal men het peil geduren
de maart en april geleidelijk opzetten tot omstreeks N. A.P. 0,5 m. De peilverhoging
zal in hoofdzaak plaatsvinden door het inlaten van water uit het Haringvlietbekken
via stroomsluizen in de Volkerakdam. Zolang de bovenrivieren voldoende opper-
water leveren zal men trachten het zomerpeil te handhaven door de verdamping en de
onttrekking van water aan het meer uit het Haringvlietbekken aan te vullen.
De hoeveelheid aanvullingswater die langs deze weg moet worden ingelaten wordt
verre overtroffen door de hoeveelheid water die nodig zal zijn om het eenmaal ontzilte
Zeeuwse Meer zoet te houden. Het meer zal namelijk nog lange tijd door zout grond
water, dat in de polders omhoog kwelt en op het bekken wordt uitgeslagen, worden
bezwaard. Teneinde dit zout te verwijderen kan doorspoeling niet worden ontbeerd.
32
33