Dijkverhogingen in West-Brabant langs het Volkerak
zuidzijde van de Volkeraksluizen en tot rond 0,5 m boven N.A.P. nabij Galatheesche-
sluis en verder westelijk.
Zou men de Volkeraksluizen eenzelfde doorstromingsprofiel geven als thans het open
Volkerak (10 000 m2), wat uit anderen hoofde bepaald niet aanvaardbaar is, en zou
men deze sluizen reeds vóór de aanvang van de stormvloed hebben geopend, zodat de
grootst mogelijke tijd voor vollopen van het Zeeuwse Meer in rekening wordt ge
bracht, dan zal het peil aan de zuidzijde van de Volkeraksluizen blijkens model-
proeven tot omstreeks 2 m boven N.A.P. kunnen oplopen. Het peil op het overgrote
deel van het Zeeuwse Meer zal omstreeks een halve meter lager blijven.
Na afloop van de stormvloed en het staken van de aflaat naar het Zeeuwse Meer zal
zich op het meer een gemiddeld peil gaan instellen, waardoor de standen nabij de
Volkeraksluizen reeds aanstonds met omstreeks 0,5 m worden verlaagd. Door lozing
zal een verdere verlaging tot een normaal winterpeil snel kunnen worden gerealiseerd,
omdat men niet alleen de normale lozingsmiddelen ter beschikking heeft, doch ook
water via de stroomsluis in het Volkerak zal kunnen terugvoeren naar het Haring
vliet.
Voorshands is het nog onzeker of men het Zeeuwse Meer, of delen daarvan, ter ver
laging van waterstanden op het Haringvlietbekken en aansluitende wateren zal willen
inschakelen. Het lijkt echter wel verstandig om hiermee bij de inrichting van het
Zeeuwse Meer toch ter dege rekening te houden en een ruime komberging te reser
veren. De hoeveelheid water die in noodgevallen naar het Zeeuwse Meer zou moeten
worden afgevoerd, de kombergingsoppervlakte en de hoogte tot waar het peil op het
Zeeuwse Meer zal kunnen of mogen stijgen, hangen onverbrekelijk met elkaar samen
en verdienen nog nader onderzoek. Zeker is echter wèl dat de behoefte tot het aflaten
van zeer grote hoeveelheden water uit het Haringvlietbekken naar het Zeeuwse Meer
zich slechts zelden zal doen gevoelen. Standen van 1 a 2 m boven N.A.P. aan de zuid
zijde van de Volkeraksluizen zullen derhalve, zo zij al zullen voorkomen, toch in ieder
geval een zeer kleine frequentie hebben. In dit verband moet gedacht worden aan een
kans van 1 tot 10% per eeuw. Bovendien zal de duur van dergelijke standen zo kort
zijn dat zij ook om die reden voor de afwatering van polders e.d. geen maatstaf zal
vormen.
36
Door de afdamming van de Grevelingen en het Volkerak zal het tijverschil op het
Volkerak worden vergroot: de ebstanden zullen wat lager en de vloedstanden zullen
oger zijn. Deze toestand zal tenminste tien jaar voortduren, tot het moment waarop
ook de Oosterschelde zal zijn afgesloten.
De verwachting aangaande het verhoogde vloedpeil werd ten grondslag gelegd aan de
bepaling van de nieuwe kruinhoogten van de dijken langs de Sabina Henrikapolder
en de Volkerakpolders, twee dijkvakken resp. 2800 m en 8500 m lang, die tijdens de
stormvloed van 1 februari 1953 op verschillende plaatsen ernstig werden beschadigd.
Direct na de ramp werden weliswaar plaatselijk verzwaringen uitgevoerd, maar toch
bieden deze dijkvakken een duidelijk geringere veiligheid dan de aangrenzende zodat
verzwaring en verhoging noodzakelijk wordt geacht. De stormvloedstand, die voor
de hoogte van de dijken in dit gebied maatgevend moet worden geacht, is bepaald op
een peil dat na afsluiting van het Volkerak ongeveer eens per eeuw wordt over
schreden.
De werken worden deels uitgevoerd in het kader van de werken tot verbetering van
zwakke schakels in de bestaande hoogwaterkering van West-Brabant en zijn deels te
beschouwen als aanpassingswerken die voortvloeien uit de uitvoering van het Delta
plan.
De werken worden door en vanwege het Hoogheemraadschap 'De Brabantse Ban-
dijk aanbesteed, gegund en gefinancierd, terwijl de Rijkswaterstaat de bestekken
voorbereidt en als directie optreedt.
OVERFLAKKEE
OOLTGENSPl A AT
^GORZEN
1 hooi - en!
IkAROLINA -
.POLDER^•"DINTELSAV
DINTELOORD
NOORD-BRABANT
Situatie van de dijkverhoging langs het Volkerak
37