Het bleek dat bij de gekozen totale bruglengte van 1200 m tevens aan de verschillende
eisen van normalisatie van de rivier kan worden voldaan, terwijl ook voor een ernstige
aanval van de stroom op de oostkop van Tiengemeten niet behoeft te worden gevreesd.
Bij de keuze van de overspanning van het beweegbaar gedeelte is met de mogelijkheid
van het passeren van zeer grote schepen rekening gehouden. Het ligt daarom voor de
hand dit gedeelte te bouwen over de diepe geul aan de noordzijde. Om te voorkomen
dat schepen, die van deze opening gebruik moeten maken, door dwarsstromingen
uit hun koers zouden geraken, is het noodzakelijk dat de basculebrug op ca. 80 m
afstand van het landhoofd wordt ontworpen.
Ook om constructieve redenen is het niet gewenst de grote basculekelder dichter bij het
zandlichaam van de oprit te projecteren.
Model van stroomgeleidende dammen in het laboratorium
Nadat aldus de algehele opzet was bepaald is nog onderzocht welke stroomsnelheden
zouden zijn te verwachten tijdens het maken van de beide opritten. Hierbij is het ver
loop van de stroomsnelheid en het stroombeeld, in het geval de uitbouw rivierwaarts
vanaf het land geschiedt, vergeleken met het gedrag van de rivier wanneer begonnen
zou worden met het maken van de geleidedammen in de rivier en van daaruit naar het
land wordt toegewerkt.
Uit de resultaten van het onderzoek werd afgeleid dat aan de laatste werkwijze de
voorkeur moet worden gegeven.
De stroomsnelheden in de dan steeds kleiner wordende openingen aan de landzijde
kunnen daarbij oplopen tot ongeveer 1,50 m/sec.
Het sluiten van deze openingen is derhalve te vergelijken met de afdamming van het
Ventjagersgaatje, waarover in het Driemaandelijks Bericht nr. 8 mededeling is gedaan.
22
Toepassing van een windtunnel ten behoeve van waterloopkundig
onderzoek
Voor de bestudering van waterloopkundige verschijnselen wordt vaak gebruik ge
maakt van hydraulische modellen. Hierin wordt op gewoonlijk kleine schaal het gedrag
van een vloeistof (water) beschouwd.
In bepaalde gevallen kan het van belang zijn in plaats van water een ander medium
toe te passen. Dan moet echter de eis gesteld worden dat het medium zich, voorzover
dit bij het onderzoek van essentiële betekenis is, op overeenkomstige wijze gedraagt als
het water in de werkelijkheid. Men spreekt in zo'n geval van een analogiemodel of
analogon. Het voordeel van een analogon kan gelegen zijn in een grotere nauwkeurig
heid, een meer efficiënte werkwijze, of beide, ten opzichte van een hydraulisch model.
Een bekend voorbeeld van een analogon is het bij de Rijkswaterstaat in gebruik
zijnde elektrische model van de benedenrivieren, waarin de beweging van het water
door elektrische stromen wordt voorgesteld. Een tweede voorbeeld van de toepassing
van elektriciteit is beschreven in het Driemaandelijks Bericht no. 13. Hier berust het
model op de analogie tussen de tweedimensionale grondwaterstromingen en de elek
trische stromen in een plaatvormige geleider.
Als gevolg van de grote gelijkenis die bestaat tussen de wetten uit de bewegingsleer
van de vloeistoffen (hydrodynamica) en die der gassen (aërodynamica) is het ook
mogelijk om bij het bestuderen van bepaalde hydraulische problemen gebruik te
maken van lucht.
Speciaal dan levert een op deze analogie berustend model voordelen op wanneer men
gegevens nodig heeft die wel in lucht maar niet of veel moeilijker in water gemeten
kunnen worden. Anders gezegd, het gebruik van een luchtanalogon biedt voordelen
wanneer gebruik gemaakt kan worden van de voorsprong die de meettechniek in
lucht in bepaalde opzichten heeft op die in water. Als voorbeeld zij genoemd de z.g.
gloeidraadanemometer, waarmee snelle variaties in de luchtsnelheid tot zeer dicht
(enkele mm) bij een wand kunnen worden gemeten.
Een gelijkwaardig instrument is voor de hydraulische modellen nog niet gevonden.
Deze voorsprong kan ertoe leiden dat het onderzoek in een luchtanalogon tot grotere
verfijning gebracht kan worden dan in een hydraulisch model van gelijke of zelfs
kleinere schaal, aannemende dat de stroming van het water zich voldoende nauwkeurig
laat weergeven door de beweging van de lucht.
Omdat kan worden verwacht dat bij proeven ter bepaling van de stabiliteit van ma
terialen in stromend water een goede weergave in dit opzicht mogelijk is, werd door de
Deltadienst een onderzoek op dit gebied ter hand genomen.
Gegevens over de stabiliteit zijn noodzakelijk om tot een verantwoorde constructie
te geraken van zowel de beteugelingsdammen in de grote zeegaten als de ter weers
zijden daarvan benodigde bezinkingsvelden. Gezien de grote afmetingen van deze
werken en het gebruik van vele nieuwe materialen wordt bij het ontwerp niet uit
sluitend op ervaringsregels vertrouwd. Daarbij komt dat het criterium van de gemid-
23