Op de droogvallende gronden in het Veerse Meer zal gelegenheid ontstaan voor oeverrecreatie Foto Artica Press afsluiting de overblijvende watervlakten zulke afmetingen zullen krijgen dat massa recreatie met betrekkelijk kleine vaartuigen slechts op enkele plaatsen mogelijk zal zijn. Er zijn vijf uitgangspunten geweest, waarmee men bij de vormgeving van het land schap rekening heeft gehouden, nl. de bodemgesteldheid (waarbij de geschiktheid voor agrarische doeleinden van grote betekenis is), de ruimte die in het noordwestelijke deel van het Veerse Meer moet worden vrijgehouden voor een eventueel oesterproef- bekken, de functionele indeling in verband met de bereikbaarheid van de verschillende delen van meer en oevers en met de ligging ten opzichte van bestaande woonkernen, de recreatieve mogelijkheden en de natuurwetenschappelijke belangen. De bodemkundige gegevens werden in het aan te winnen gebied reeds in 1953 en 1954 verzameld door de Landbouwwetenschappelijke Afdeling van de Directie van de Wieringermeer te Kampen. Vervolgens werd een bestemmingsplan in eerste aanleg opgesteld door een werkgroep waarin, behalve de zojuist genoemde Landbouw wetenschappelijke Afdeling, zitting hadden het Rentambt Breda van de Dienst der Domeinen, de Dienstvakken Landschapsverzorging en Natuurbescherming van het Staatsbosbeheer en de Directie Deltawerken-Zuid van de Rijkswaterstaat. Als volgende stap werd door de Provinciale Planologische Dienst voor Zeeland, in overleg met het Domeinbestuur en de Rijkswaterstaat, een 'schema voor de recreatie en natuurbescherming in het gebied Veersche Gat-Zandkreek' uitgewerkt (april 1958). In dit schema is zowel voor de landbouw als voor de recreatie, natuurbescherming en bosbouw een plaats ingeruimd. De oppervlakte aan landbouwgrond zal 1170 ha, die aan grond voor de andere genoemde doeleinden ca. 838 ha bedragen. Verder is reke ning gehouden met een eventueel te bouwen oesterpr oef bekken. Er zijn verscheidene grotere en kleinere jachthavens geprojecteerd. De eerste zijn gedacht als jachthavens met uitgebreide accommodatie, win terberging en werfjes voor nieuwbouw en reparatie. Deze havens zullen zich dicht bij bestaande plaatsen moeten bevinden. De overige zijn slechts gedacht als rustpunten voor een verblijf van korte duur. Bovendien zal op veel punten langs het water gelegenheid zijn voor zwemmen en sportvissen. Ook voor degenen die geen watersport beoefenen zal het gebied aantrekkelijk worden. In het bijzonder de oeverstroken vanwaar men uitzicht heeft op het fraaie silhouet van het oude stadje Veere komen in aanmerking voor de aanleg van wandelwegen. Op verschillende plaatsen kunnen fietspaden en autotoerwegen worden aangelegd, terwijl de mogelijkheid tot het stichten van kampeercentra, zomerhuisjes en bungalows, wellicht ook van een motel, een hotel, vacantiehuizen, jeugdherbergen e.d. aanwezig is. Met de nota van de P.P.D. als achtergrond heeft het Staatsbosbeheer in juli 1960, op verzoek van het lichaam Het Veerse Meer en in samenwerking met de rentmeester der Domeinen, een algemeen landschapsplan voor het gebied opgesteld. Het is de taak der verschillende gemeenten om op hun beurt, binnen het kader der genoemde twee plannen, de details voor hun territorium uit te werken. Enkele gemeenten hebben hun plannen bereids gereed; over de volgorde van uitvoe ring wordt in het lichaam Het Veerse Meer overleg gepleegd. Het belang van al deze activiteiten springt naar voren, wanneer men kennis neemt van de volgende cijfers, ontleend aan de nota ter begeleiding van het zoéven genoemde recreatieschema van de P.P.D.binnen een straal van 90 km van het Veerse Meer wonen ca. 5 miljoen mensen, die na het tot stand komen der nieuwe verbindings wegen dit gebied als doel van dagrecreatie zouden kunnen gebruiken. Binnen een 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1960 | | pagina 8