J
Voor de afvoer van hooi e.d. is in dit talud op N.A.P. 5 m een drie meter brede berm
geprojecteerd.
Dit dwarsprofiel zal echter niet terstond in zijn definitieve vorm kunnen worden afge
werkt in verband met het gevaar voor evenwichtsverstoringen in de ondergrond, als
gevolg waarvan een gedeelte van de toerit zou kunnen afschuiven en naastliggende
grond zou kunnen worden opgeperst. De stabiliteit zal worden verzekerd door de be
lopen tijdelijk flauwer (15) te maken en de berm 25 m breder. Over enkele jaren zullen
de slappe lagen in de ondergrond onder het gewicht van de toerit zoveel zijn samenge
drukt dat geen gevaar voor afschuivingen meer aanwezig is. De extra hoeveelheid zand
die in het tijdelijke profiel moet worden verwerkt zal dan weer worden verwijderd en bij
de aanleg van het binnendijks gelegen weggedeelte kunnen worden benut. Tot zo lang
zal het zand zoveel mogelijk worden vastgehouden door het ineggen van stro en het
inzaaien met stuifgraan.
Voor zover de toerit op de bekade gorzen is gelegen zullen de belopen reeds dadelijk
geheel hun uiteindelijke vorm verkrijgen.
De zuidelijke toerit wordt aangelegd door de aannemerscombinatie Willemstad voor
een bedrag van f 5050000.
Doordat deze toerit ruim 400 m in het rivierbed steekt en daarbij een kleine geul af
snijdt, is de aanstroming bij eb zodanig dat hier ook aan de oostzijde een geleidedam
noodzakelijk is. Deze dam die bijna 700 m lang wordt zal op overeenkomstige wijze
worden gemaakt als die bij de noordelijke toerit. Aangezien de grondslag minder slecht
is, kan een grondverbetering achterwege blijven.
De toerit verschilt van die aan de noordzijde in zoverre dat vooralsnog slechts een
klein gedeelte aan de kop definitief wordt afgewerkt. Voor het overige wordt volstaan
met het aanbrengen onder een globaal profiel van het zandlichaam van de toekomstige
hoofdverkeersweg over Volkerakdam, de z.g. Zoomse weg. De aansluitingen van deze
weg met Flakkee over het reeds gereedgekomen dijkvak op de Hellegatplaten zullen in
de volgende jaren tot stand worden gebracht. Daarbij zal dan de gehele verkeerssituatie
ter plaatse aan de orde komen, met wegen voor langzaam verkeer en bijbehorende
viaducten.
Doorsnede van de geleidedam en van de noordelijke toerit
36
Aanzicht en doorsnede van het noordelijk
landhoofd
De ligging van landhoofden en pijlers
De onderbouw
De onderbouw van de brug over het Haringvliet bestaat uit een zuidelijk en een
noordelijk landhoofd, tien pijlers en een kelderpijler.
De pijleis 1 t/m 7, gerekend van zuid naar noord, worden geplaatst in een betrekkelijk
ondiep gedeelte van de rivier, de pijlers 8 t/m 10 in een diepe geul. Tussen pijler 10 en de
kelderpijler bevindt zich een vrije doorvaartopening van 35 m waarover een beweeg
bare brug wordt gelegd.
De beide landhoofden vormen de steunpunten van de einden van de brug. Anderzijds
begrenzen zij het grondlichaam van de toeritten. In verband met de hoogte van de brug-
ligger zullen de landhoofden zijdelingse druk van het aansluitende grondlichaam te
weerstaan hebben.
Het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft heeft een onderzoek ingesteld naar
deze druk en naar de verplaatsing die de landhoofden als gevolg daarvan zullen onder
gaan. In verband met de uitkomsten van dit onderzoek bleek het onmogelijk voor de
beide landhoofden een lichte constructie toe te passen. Zij worden thans uitgevoerd
volgens het L-vormige type, zoals indertijd ook bij de Moerdijkbrug is geschied.
Elk landhoofd is samengesteld uit een funderingsplaat, ter dikte van gemiddeld 1 m,
een voorwand, twee zijwanden met achterwaarts uitkragende vleugels en vijf verstij-
vingswanden. Het geheel wordt uitgevoerd in gewapend beton.
De landhoofden worden gefundeerd op palen die onder het zuidelijk hoofd 25 m, onder
het noordelijk hoofd 21,5 m lang zullen zijn. Om het optreden van scheuren tijdens het
transport en het heien van deze zeer lange palen te voorkomen, zullen zij worden ver
vaardigd van voorgespannen beton. De onderkant van de funderingsplaat komt bij
beide landhoofden op N.A.P. +3 m te liggen.
De bouw van de pijlers vindt plaats binnen een kuip van stalen damwand. Evenals de
landhoofden zullen de pijlers 1 t/m 7 worden gefundeerd op palen van voorgespannen
beton. Alvorens de palen worden geheid wordt de kuip tot de gewenste diepte uitge
baggerd. Het heien geschiedt van vaste heisteigers, waarop zich een rijdende stelling
bevindt. In verband met de grote lengte van de palen, die varieert tussen 19,50 m en
25 m, zal geen gebruik worden gemaakt van een drijvende stelling. Als gevolg van de
NEDE
IE DE
KELDER PULER
P'JLER 10
ZUIDEL'JK
LANDHOOFD
1*731-
37