Waarnemingen in de natuur Bij de waterloopkundige onderzoekingen ten behoeve van de afsluiting van het Veer- sche Gat is de bovengenoemde afdeling uiteraard ten nauwste betrokken geweest. Zo heeft de meetdienst te Zierikzee sedert 1956 tot en met de afsluiting o.m. peilingen uitgevoerd over een gestrekte lengte van in totaal 3300 km. Deze peilingen geschiedden allereerst om na te gaan aan welke veranderingen de geulen en banken van het gebied onderhevig waren, waartoe ook een vijftigtal zandtransportmetingen werd uitgevoerd. Vervolgens leverden de peilingen een onmisbaar gegeven voor het maken van een goede keuze inzake het tracé van de afsluiting, alsook voor het uitvoeren van getijbe rekeningen en het opzetten van modelproeven. Tenslotte moesten de peilingen ook tijdens de uitvoering van de werken worden voortgezet, teneinde o.m. de invloed der werken ten aanzien van aanzanding en uitschuring te kunnen volgen. Om een goed beeld te krijgen van de waterbeweging werden in de omgeving van het Veersche Gat gedurende de laatste vijfjaar in totaal ca. 350 stroomsnelheidsmetingen verricht, elk gedurende 13 achtereenvolgende uren. Deze waarnemingen werden aange vuld met een ongeveer gelijk aantal metingen van de stroombanen met behulp van drijvers, terwijl de baan van een aantal drijvers tevens met behulp van radar fotogra fisch werd vastgelegd. Ook de luchtopnamen van het stroombeeld die in verschillende stadia van de uitvoering bij eb en bij vloed zijn genomen hebben zeer veel bijgedragen tot het verkrijgen van een beter praktisch zowel als wetenschappelijk inzicht. Yoor de golfmetingen, nodig bij het ontwerpen van b.v. de afsluitdam en de caissons en bij de beoordeling van de werkbaarheid, werd eveneens gebruik gemaakt van radar (ca. 400 foto's) in combinatie met 500 metingen met behulp van een drijvende golf baak. In dit systeem van golfmetingen pasten ook de vaste golfmeetpalen sommige met radiografische overdracht van de meetgegevens naar de wal die langs de kust zijn opgesteld. Tevens werd bij het onderzoek gebruik gemaakt van de golfwaarnemingen op het lichtschip Goeree en van de windwaarnemingen van het K.N.M.I. De onder zoekingen hebben o.m. doen zien welke kans bestond dat de sluiting in april zonder ver traging door ongunstige weersomstandigheden zou kunnen verlopen, zulks in vergelij king met b.v. maart of mei, en hoe groot de kans op een vertraging van bepaalde duur was. Reeds bij het ontwerp van een sluitgat is dit van belang, omdat een werk dat halverwege wordt stilgelegd, indien althans de tijd van onderbreking daarvoor lang genoeg is, vrijwel aftijd aanleiding geeft tot extra ontgrondingen. Tenslotte werden zowel radar als decca (een systeem van radiografische plaatsbepaling) gebruikt als reserve bij de navigatie van de caissons in geval van mist, nadat deze bij het verslepen van de eerste caisson getoond had een zeer plotseling opkomende spel breker te kunnen zijn. Getijberekeningen De hiervoor omschreven waarnemingen in de natuur, die in totaal meer dan 800 boot- dagen en bijna 5000 mandagen hebben gekost, hebben het uitgangspunt gevormd voor tal van getij berekeningen, alsmede voor de onderzoekingen in de Waterloopkundige Laboratoria in Delft en de Voorst. Door getijberekeningen leert men het gedrag van het stromende water volledig kennen. Uitgaande van de peilingen en de metingen in de natuur wordt in het algemeen eerst de 6 Radarbeelden van het transport en het plaatsen van een caisson bestaande toestand nagerekend teneinde de voor berekeningen noodzakelijke sche- matisatie van geulen en platen te toetsen en de bodemweerstand te bepalen. Zodra deze gegevens bekend zijn, kan men in de situatie denkbeeldige veranderingen aanbrengen, bijvoorbeeld een sluitgat van bepaalde afmetingen veronderstellen, om na te gaan welke invloed dit heeft op de stromen in het sluitgat en de waterstanden in de aanslui tende wateren. Deze gegevens vormen dan weer het uitgangspunt voor detailonderzoek in modellen, waarbij men o.m. nagaat welke invloed de stromen hebben op de drempel van het sluitgat en op de daarachter gelegen bodembescherming en welke ontgrondin gen achter de bodembescherming verwacht mogen worden. Voor de afsluiting van het Veersche Gat zijn vele getij berekeningen als bovenbedoeld gemaakt. Daardoor werd een volledig overzicht verkregen van de veranderingen in stromen en waterstanden, die de afsluiting bij springtij, gemiddeld getij en doodtij teweeg zou brengen. Voor april en mei werden zelfs twee veertiendaagse perioden volledig doorgerekend om na te gaan op welke dagen men de doorlaatcaissons het beste zou kunnen plaatsen. Het gehele tijd schema voor de sluiting werd nu zodanig samengesteld dat de snelheden in het sluitgat na het plaatsen van de caissons niet groter waren dan daarvoor. Wel werd uiteraard de totale stroom door het sluitgat kleiner, waardoor het gevaar voor ontgronding achter de bodembescherming blijkens de modelproeven verminderde. Ook tijdens de uitvoering der werken zelf heeft men tal van getij berekeningen nodig gehad. Voor elke plaatsing van een caisson moest immers, mede op basis van de laatste weersvoorspellingen, worden aangegeven hoe laat het tijdstip van kentering, waarbij de caisson gezonken moet zijn, zou vallen en hoeveel tijd men in verband met de grootte van de stroomsnelheden zou hebben voor het aanslepen, het aanleggen, het maken van het draaipunt en het invaren. In totaal werden een vijftigtal getij berekeningen uitgevoerd. Dit was mogelijk, omdat de situatie een sluitgat met daarachter een kombergingsgebied zich op tamelijk eenvoudige wijze liet doorrekenen. Geheel anders wordt dit met afsluitingen als die van CA/SSOSj^ WA LCf-t£REM *s*-CAfSSON

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 5