Dwarsdoorsneden van de algemene duinverzwaring en van de verzwaring bij Terheide
107 het waterkerend vermogen, d.w.z. hoogte en inhoud van het duinprofiel, in geva
van een hoge stormvloed ontoereikend. De kubieke inhoud van de waterkering boven
de duinvoet (N.A.P. 3,20 m), gemeten over 100 m landwaarts daarvan, is over een
afstand van 10 km kleiner dan 500 m3/m; plaatselijk is de inhoud slechts 175 en zelfs
157 a 165 m3/m. Bovendien liggen de hoogste duintoppen (en dus de zandreserve) te
veel zeewaarts.
Het versterkingsplan voor het magere kustgedeelte is gebaseerd op een stormvloed-
peil, overeenkomend met een stand van N.A.P. 5 m te Hoek van Holland - het peil
dat'door de Deltacommissie voor dit gebied als maatgevend is vastgesteld - en op een
golfoploop van 3 m op een buitenbeloop na een zware duinafslag volgens een profiel,
afgeleid uit waarnemingen na vorige stormvloeden. De grootste waarden voor de
storm van 1953 werden bereikt in 1894, toen duinafslagen tot 25 m zijn voorgekomen
bij stormvloedstanden van N.A.P. 3,28 m bij Hoek van Holland en NAP.
_l_ 3;55 m bij Scheveningen. In de rampnacht van 1953 waren die standen N.A.P. -i
3,85m, resp. N.A.P. 3,97 m; de hoogste golfoploop bedroeg toen 2,55 m en er wer
den duinafslagen geconstateerd tot 32 m.
De duinafslagen plegen voor te komen boven een grondvlak onder een helling van
1 20 in het verlengde van het z.g. droge strand.
Het is denkbaar, dat onder ongunstige omstandigheden - b.v. kort na een aantasting
door een voorafgaande storm - de duinafslag tijdens de kritieke stormvloed zeer ver
landwaarts doorgaat. Als basis voor de bepaling van het vereiste duinprofiel kan dan
gelden, dat bij het stormvloedpeil van N.A.P. -f 5 m de golven op den duur oplopen
tegen een doorgaande helling van 1 20 - als voortzetting van het droge strand - en
daarop de hoogte van 3 m boven de zeestand bereiken.
Overeenkomstig het ontwerp van Delfland, dat de voorgaande beschouwing tot uit
gangspunt had, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat in 1960 voor de verster-
king van de zeewering een algemene duiverzwaring bepaald met een (deels verborgen)
100 m brede 'stormhelling' van 1 20 tussen de duinvoet op N.A.P. -f 3,20 m en een
buitenkruinlijn op N.A.P. 8,20 m. Aan de landzijde zijn de afmetingen van het
dwarsprofiel voorlopig vastgesteld op een kruinbreedte van 10 m en een binnenbeloop
met een helling van 1 3 zonder tussenberm.
Bij Terheide, waar de bebouwing dicht bij de kust ligt, zijn bijzondere maatregelen
nodig, zoals weergegeven in de figuur.
De specie voor de verzwaring zal voor het overgrote deel worden betrokken uit bagger-
bergplaatsen langs de noordoever van de Nieuwe Waterweg, voor een ander deel uit
een zanderig terrein langs de weg Loosduinen-Monster (het 'Geestje') en voor een
klein gedeelte uit hoge stuifkoppen in de zeereep.
Er is een begin gemaakt met het in depot brengen van klei en basalt ten behoeve van de
glooiing bij Terheide. Het vervoeren van specie uit de baggerbergplaatsen langs de
Nieuwe Waterweg is in voorbereiding. Bij Kijkduin is de gemeente 's-Gravenhage
bezig door aanvoer van puin, vermengd met zand en grond, een aanvulling van het
duinprofiel tot stand te brengen. De werken te Scheveningen vormen nog een onder
werp van overleg met de gemeente.
Ook de hoogwaterkering van Delfland langs de Rotterdamse Waterweg zal worden
verbeterd. Van de Spuisluis (tussen de Westerhaven en de Spuihaven) te Schiedam,
nabij de grens tussen Delfland en Schieland, bleek de vernieuwing na de storm van
1 februari 1953 op korte termijn dringend nodig. De gemeente Schiedam heeft de ver
nieuwing in 1955-1958 uitgevoerd; het werk is in 1961 op verzoek van de gemeente
als Deltawerk aanvaard en goedgekeurd, waarbij het Rijk heeft toegezegd in de kosten
van uitvoering te zullen bijdragen.
Het plan van Delfland voor de verbetering van de rivierwaterkering langs de Waterweg
tussen Hoek van Holland en de Spuisluis te Schiedam is nog in behandeling.
21
.10.00
100.00
50.00
9.10
N.A.R
OPHOSING AFGRAVING
20