Het modelonderzoek ten behoeve van de nablaliggers Bij het ontwerp van de uitwateringssluizen in het Haringvliet is in ruime mate gebruik gemaakt van modelonderzoek. In het Driemaandelijks Bericht nr. 12 is mededeling gedaan van het hydraulisch modelonderzoek dat werd verricht om het inzicht in de golfaanval op de sluisconstructie te vergroten. In nr. 15 van deze Berichten werd ver volgens in het kort beschreven welke schaalmodellen zijn toegepast bij het onderzoek ten behoeve van de nablaliggers. De nablaliggers zijn, zoals bekend, de brugliggers die de zeventien 56,5 m wijde stroomopeningen van de uitwateringssluizen zullen overspannen. Op de voornaamste punten van het laatstgenoemde modelonderzoek zal in het onderstaande nader worden ingegaan. Voor een juist begrip wordt in herinnering gebracht dat de nablaligger wordt gevormd door een koker, die driehoekig van doorsnede is. Deze gelijkzijdige driehoek, waarvan de top naar beneden is gericht, is inwendig versterkt door een kleinere gelijkzijdige driehoek waarvan de top naar boven wijst. In het platte vlak van een dwarsdoorsnede gezien zijn de mogelijke belastingen van deze ligger in drie verschillende richtingen te verwachten. Het eigen gewicht en de nuttige last dat is de verkeerslast werken in verticale richting naar beneden. De druk- en trekkrachten die niveauverschillen, golven en ijs op de segmentschuiven uit oefenen worden onder een hoek van 30T door armen op de ligger overgebracht. Enkele belangrijke belastingscombinaties zijn in de bijgaande figuur weergegeven. Op grond van de berekeningen en proeven in het Waterloopkundig Laboratorium werden de ontwerpkrachten als volgt vastgesteld Eigen gewicht plus verkeerslast 7 560 ton Drukkracht zeezijde 13 000 Trekkracht zeezijde 2 600 Drukkracht rivierzijde 1 695 Trekkracht rivierzijde 5 600 Het is zonder meer duidelijk dat deze belastingen noch op zich zelf noch in combinatie optredend ooit grotere dan de normaal toelaatbare drukspanningen in het beton mogen opwekken. Ter verhoging van de veiligheid zijn echter nog enige bijzondere eisen hieraan toegevoegd. Als eerste bijzondere eis werd gesteld dat geen combinatie van de boven aangeduide ontwerpbelastingen op enige plaats in het beton trekspanningen zou opwekken. Deze eis wordt in het geval van een spanbetonconstructie gesteld met de bedoeling hiermee redelijkerwijs verzekerd te zijn tegen de vorming van haarscheuren en het daarmee gepaard gaande gevaar van roesting van het voorspanstaai als gevolg van het binnen dringen van vocht. 18 Enkele belangrijke belastingscombinaties van de nablaliggers Als tweede eis stelde men dat bij overschrijding van deze ontwerpbelastingen met 30 nergens trekspanningen van meer dan 10 kg/cm2 zouden optreden. Beton van goede kwaliteit is nl. in staat deze spanning zonder gevaar voor scheurvorming op te nemen. Tenslotte werd bedongen dat de ligger niet zou bezwijken zolang de werkelijke be lastingen beneden het 2,2-voudige van de ontwerpbelastingen zouden blijven. Daar door kwam men tegemoet aan het bezwaar van de onzekerheid waarin men ver keert met betrekking tot eventuele materiaalgebreken en tot de werkelijk optredende belastingen door golfkrachten, waarvan de grootte moest worden bepaald met behulp van laboratoriumproeven. De ontwerpbelasting zelve werd mede op grond van de bij deze proeven gevonden waarden door middel van waarschijnlijkheidsberekeningen vastgesteld. Voor een uitzonderlijk ontwerp als de nablaligger is de berekening van de details een ingewikkeld en tijdrovend werk. Het ontwerp heeft dan ook verschillende stadia door lopen voordat de uiteindelijke vorm werd vastgesteld. Op grond van de uitgevoerde berekeningen zal de ligger in langsrichting door middel van 193 staalkabels aan een voorspankracht van in totaal 26 000 ton worden onderworpen, waardoor druk spanningen van ongeveer 50 kg/cm2 in het beton worden opgewekt. Ook in dwars- richting wordt de ligger onderworpen aan een gelijke drukspanning van rond 50 kg/cm2. Op deze wijze zal bij de aangegeven ontwerpbelastingen nergens in het beton trek- spanning optreden. In verband met de ingewikkeldheid van het werkstuk gevoelde men behoefte om de berekeningen met behulp van een aantal proeven op schaalmodellen te controleren. 19 t/m1 eigen gewicht 125 t/m' 44 t/m zeezijde rivierzijde eigen gewicht 125 t/m' 220 t/m' zeezijde rivierzijde 1 tl m1 eigen gewicht 125 t/m' 00 t/m' zeezijde rivierzijde eigen gewicht 125 t/m' 30 t/m rivierzijde zeezijde

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 11