lozEi wwm 9 Verticaal opname van het mondingsgebied in 1961,11 jaarna de afsluiting >LU!SCHE Aan- en afvoeren van de Brielsche Maasmond in miljoenen m3 per getij 1948 1960 Vulling Sluissche Gat 16 1 (vloed) Brielsche Gat 7 8 Lediging Sluissche Gat 24 8 (eb) Brielsche Gat 5 1 omgekeerd, die vroeger overheersend waren, zijn ten gevolge van de afsluiting sterk verminderd. De in het algemeen evenwijdig aan de kust gerichte verhangen op zee kregen daardoor de overhand en de stromen in die richting dus ook. De bovenomschreven veranderingen in de stromen en de stroomrichting van het water hebben uiteraard een directe invloed uitgeoefend op het transport en de trans portrichting van het in deze omgeving zo beweeglijke zand, m.a.w. op het gedrag van de geulen. De geulen, die tevoren overwegend oost-west gericht waren, hebben thans een hoofdrichting noord-zuid. Voor het Brielsche Gat betekende dit een belangrijke ver kleining van het geulgedeelte aan de noordzijde van Voorne. Dit laatste vervult nu nog slechts een functie ten behoeve van de komvulling; het eindigt in enkele wad prielen. Daar de vloedafvoer in het gedeelte van het Brielsche Gat dat ook vroeger reeds de richting van de kustüjn volgde nagenoeg gelijk is gebleven, deden zich hier weinig veranderingen van richting voor. Slechts ontstond een nieuwe verdieping langs de oostzijde van de Westplaat die een directe verbinding met de mond van het Sluissche SLU1SCHE GAT :y WEST PLAAT AFSLUITDAf rBR!ELSCHE^ GAT Situatie van de mond van de Brielsche Maas in 1951 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 16