Beeld van een goed verdicht mengsel van korrelige samenstelling Mengsel met niet aaneenge sloten korrels dat een goed verdicht mengsel, waarbij als ideaal mag worden gesteld dat alle korrels steun tegen elkaar vinden, aanzienlijk beter zal voldoen dan wanneer tussen de vlakken van naast elkaar gelegen korrels een met asfaltbitumen of zelfs een in het geheel niet gevulde ruimte aanwezig is. Wanneer dit laatste het geval is zal een asfaltlaag op een hellend beloop onder ongunstige omstandigheden het gevaar lopen te gaan scheuren. Daarom is het van het grootste belang dat steeds gestreefd wordt een goede ver dichting tot stand te brengen. Behalve de reeds genoemde toepassingen voor de bekleding van dijklichamen kan in de tweede plaats het gietasfalt worden genoemd, dat bestaat uit een mengsel van zand en eventueel grind, vulstof en een hoog percentage asfaltbitumen (b.v. 15 tot 20%). Een dergelijk materiaal bezit geen sluitend korrelskelet en kan daarom behalve als tijdelijke voorziening moeilijk op een helling worden toegepast. Het komt in hoofdzaak in aanmerking voor bescherming van horizontale stroken zoals vóór de teen van een dijk en voor voegvulling van steenstortingen of steenzettingen. In het laatste geval is toepassing op een helling wel mogelijk, omdat de gietspecie daarbij is opgesloten tussen de stenen. Wat de breuksterkte van asfaltbitumen betreft kan worden gezegd dat deze evenals de weerstand tegen vervorming of stijfheid afhangt van de duur van de belasting. Er kan dan ook niet van een eigenlijke breuksterkte worden gesproken. Het blijkt echter dat breuk optreedt bij een bepaalde mate van vervorming. Deze deformatiegrens ligt bij een vervorming van enkele procenten. Dit betekent dat bij een asfaltconstructie meer dan bij andere dijkbekledingen gelet moet worden op de vervormingen van het dijklichaam zelf, b.v. als gevolg van slappe lagen in de ondergrond. Een belangrijk element is vanzelfsprekend de duurzaamheid. Wat dit betreft kan worden opgemerkt dat het asfaltbitumen na verloop van tijd onder inwerking van zuurstof de neiging heeft om harder te worden. Dit betekent dat op den duur vervor mingen minder snel zullen mogen plaatsvinden wil scheurvorming worden voorkomen. Een ander verschijnsel dat de duurzaamheid kan beïnvloeden is het loslaten van de bitumineuze omhulling van zand- of grindkorrels doordat het water dat in de poriën doordringt de neiging heeft de asfaltfilm te verdringen van de korreloppervlakte. Dit gevaar doet zich voornamelijk voor indien een grote holle ruimte in het asfalt aanwezig is, zoals b.v. bij gebitumineerd zand. Bij een goed verdicht asfaltbeton is de kans op dit verschijnsel, dat stripping genoemd wordt, echter te verwaarlozen. 6 ting van een asfaltbekleding door algen Scheurvorming in een asfaltbekleding altbekleding Beschadiging door plantengroei Ervaringen met asfaltwerken in de waterbouw Een van de eerste in Nederland uitgevoerde grote asfaltwerken in de natte waterbouw betreft de noorderhavendam te Harlingen, waar een bekleding van gebitumineerd zand zonder tussenlaag werd aangebracht op het zandlichaam van de dam. Het toe gepaste mengsel bevatte slechts 5 bitumen en voor de rest zand. Vulstof werd niet toegevoegd. Niettegenstaande deze ongunstige materiaalverhoudingen verkeert het werk thans, na 15 jaren, nog in goede staat. Ook de bekleding van de thans ruim 10 jaar oude dammen van de marinehaven te Den Helder is nog in uitstekende conditie. Deze bekleding bestaat uit een onderlaag van gebitumineerd zand met een bovenlaag

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 5