De toeritten voor de brug over het Haringvliet bij Numansdorp
Zoals bekend, wordt ernaar gestreefd dat de brug over het Haringvliet bij Numansdorp
in 1964 gereed zal zijn, het jaar waarin ook de Grevelingendam moet worden voltooid.
Door de uitvoering van deze beide werken zullen de eilanden Goeree-Overflakkee en
Schouwen-Duiveland nog in het hetzelfde jaar met de vaste wal worden verbonden.
Een beschrijving van het ontwerp van de brug werd opgenomen in het Driemaandelijks
Bericht nr. 14, terwijl het onderdeel 'toeritten en onderbouw' afzonderlijk behandeld werd
in nr. 17. De beide toeritten zijn inmiddels gereed gekomen, waarvan in het onderstaande
in het kort verslag wordt gedaan.
De noordelijke toerit
Op 20 maart 1962 vond de eerste oplevering plaats van de noordelijke toerit. Deze wordt
gevormd door het eigenlijk toeritgedeelte en een stroomgeleidende dam aan de rivier
zijde. Het toeritgedeelte bestaat geheel uit zand, het is met klei bekleed en heeft aan
weerszijden een flauw hellend, onbeschermd strand. De geleidedam is tot N.A.P. - 1,50 m
opgebouw uit zand beschermd door zinkstukken, daarboven bestaat zij uit een mijnsteen-
kern, afgedekt met grof grind en stortsteen. De beschermende kap van stortsteen is aan
de rivierzijde vanaf de binnenkruin tot de lijn van N.A.P. met gietasfalt gepenetreerd.
Aan de landzijde heeft de geleidedam, die tot N.A.P. 2,00 m reikt, evenals het toerit
gedeelte een onbeschermd strand. Tegelijk met de werkzaamheden voor de toerit werden
bodemverdedigingen aangebracht op de plaatsen waar twee van de pijlers van de brug
en de kelderpijler voor de basculebrug zullen komen.
De werkzaamheden begonnen met het verwijderen van slappe grondlagen onder de kop
van de toerit. Het baggerwerk hiervoor verliep overeenkomstig het werkplan. In totaal
werd ruim 165 000 m3 specie verwijderd; voor zover het kleihoudend was werd het in een
depot achter de stroomgeleidende dam van het Hellegat geperst. De geraamde week-
produktie bedroeg 20 000 m3, de werkelijke produktie heeft daarmee steeds gelijke tred
kunnen houden. Tezelfdertijd werd de opbouw van de geleidedam aangevat en wel vanaf
het westelijke einde. Na een moeilijk begin kon het werk in een vlot tempo worden voort
gezet, zoals blijkt uit de bijgaande grafiek. De opbouw van de mijnsteenkern volgde het
aanbrengen van de bezinkingen op de voet. Het dichten van het gat tussen de vaste oever
en de geleidedam vond plaats tussen 14 en 31 augustus 1961; deze sluiting werd beschre
ven in het Driemaandelijks Bericht nr. 18. Na de sluiting kon het werk snel worden vol-
27