De ontsluiting en inrichting van langs het Veerse Meer drooggevallen gronden Door de in 1960 en 1961 gereedgekomen afsluitingen van de Zandkreek en het Veersche Gat werd een gebied van ongeveer 4000 ha onttrokken aan de invloed van de zee. Over de gevolgen van deze afsluitingen voor de situatie in de omgeving van de voormalige zeearm werd in voorgaande nummers van het Driemaandelijks Bericht het een en ander medegedeeld. Zo kwam achtereenvolgens ter sprake de aanpassing van de afwatering van het oude land (nr. 10), de recreatiemogelijkheden op en aan het Veerse Meer (nr. 14), de aanpassing van de afvalwaterlozingen van Middelburg, Veere, Kortgene en Kamper land (nr. 14), en de aanpassing van de tijhavens en loswallen (nr. 16). De aard en omvang van de aanpassingswerken hangt nauw samen met de keuze van de op het Veerse Meer na te streven boezempeilen in de periode die voorafgaat aan de afsluiting van de Ooster- schelde. Overwegingen inzake de waterhuishouding van het oude land en de te ver krijgen landwinst voerden tot de conclusie dat in de zomerperiode op het Veerse Meer een peil van N.A.P. moet worden gehandhaafd en in de winterperiode een peil van N.A.P. - 0,70 m. Als gevolg van deze regeling is bijna de helft (ca. 2000 ha) van het afgesloten gebied drooggevallen. Het overige gedeelte vormt een meer, met een lengte van 23 km, dat zout zal blijven totdat door de vorming van het Zeeuwse Meer omstreeks 1978 zoet rivierwater zal kunnen worden aangevoerd. Het drooggevallen gebied is voor een belangrijk deel eigendom van de Staat. Op de niet aan de Staat toebehorende gronden is artikel 7 van de Deltawet van toepassing, hetgeen betekent dat de eigenaren van deze gronden aan de Staat een vergoeding moeten be talen wegens de waardevermeerdering die hun gronden door de afsluiting hebben onder gaan en voorts moeten meewerken aan de uitvoering van een doelmatige verkaveling. Indien daarover geen overeenstemming wordt bereikt, kan onteigening plaatsvinden. Het overleg over de evengenoemde onderwerpen tussen de Staat en de particuliere oever eigenaren vindt o.m. plaats op grond van plannen voor de ontsluiting en inrichting van het drooggevallen gebied. De opstelling van deze plannen moet uiteraard worden voor afgegaan door een plan waarop staan aangegeven de aan het nieuwe land te geven be stemmingen, te weten: landbouw, bebossing, recreatie en natuurbescherming. Dit plan nu werd, onder meer op grond van bodemkundige gegevens in eerste aanleg opgesteld door een werkgroep waarin zitting hadden de Landbouwwetenschappelijke Afdeling van de Directie van de Wieringermeer te Kampen, het Rentambt Breda van de dienst der Do meinen, de Dienstvakken Landschapsverzorging en Natuurbescherming van het Staats- 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 35