De brug over de Oosterschelde
Op voorstel van de Gedeputeerde Staten van Zeeland hebben de Provinciale Staten van
dit gewest op 12 april 1962 besloten een brug over de Oosterschelde te doen bouwen. De
brug kan reeds eind 1965 gereed zijn. Als beheersvorm werd de naamloze vennootschap
het meest aangewezen geacht. Het ligt in de bedoeling dat, met de provincie als enige
aandeelhoudster, de desbetreffende werken zullen worden uitgevoerd door de N.V. Pro
vinciale Zeeuwse Brug Maatschappij (P.Z.B.M.). Deze vorm is o.a. gekozen omdat volgens
artikel 53 van de Wegenwet geen tol mag worden geheven wanneer de exploitatie direct
door de provincie geschiedt en men tolheffing juist nodig zal hebben om een zeer belang
rijk deel van de kosten van deze brug te compenseren. Over de hoogte van de tolgelden
is nog geen definitieve beslissing genomen. Bij de financiële opzet is uitgegaan van een
door het ministerie van Verkeer en Waterstaat opgestelde verkeersprognose, volgens welke
het aantal auto's dat van de brug gebruik zal maken voor 1966 wordt geraamd op 1 mil
joen, waarvan 70% personenauto's en voor 1978 op 2,5 miljoen. Het aantal rijwielen en
motoren wordt verondersteld, gedurende die jaren toe te nemen van 510 000 tot 780 000.
Veranderingen in de verkeerssituatie in Zeeland
Door de uitvoering van het Deltaplan en de werken die daaruit voortvloeien ontstaat een
belangrijke verbetering in de verkeerssituatie in de provincie Zeeland. Deze betreft in de
eerste plaats de verbinding tussen Noord-Beveland enerzijds, Walcheren en Zuid-Beveland
anderzijds. Zoals men weet is Noord-Beveland thans door de beide provinciale wegen over
de dammen door de Zandkreek en het Veersche Gat, met Midden-Zeeland verbonden.
Vóór 1960 werd de verbinding slechts verzorgd door een wagenveer tussen Wolphaarts-
dijk en Kortgene en een voetveer tussen Veere en Kamperland. Ook de verbinding tussen
de Bevelanden en Schouwen heeft een verbetering ondergaan. De weg over de Zandkreek-
dam verbindt de rijksweg door Zuid-Beveland rechtstreeks met de nieuwe haven bij Kats,
vanwaar het veer naar Schouwen-Duiveland afvaart. Deze haven is in de plaats gekomen
van het vroegere vertrekpunt Katseveer in de Zandkreek. Ook op Schouwen is, sedert mid
den 1958, de aanlegplaats van de boten verlegd en wel van Zierikzee naar de veerhaven
De Val. In de loop van enkele jaren kon als gevolg van deze veranderingen de vaarlengte
van de dienst tussen Beveland en Schouwen-Duiveland belangrijk worden verkort, nl. van
ca. 16 tot ca. 7 km. Het overzetten van grote vrachtwagens is echter met dit veer, dat al
leen voor zijlading is ingericht, niet mogelijk.
12