Grondmechanische en waterloopkundige overwegingen bij de geleidelijke sluiting De problemen die zich bij het sluiten van de zeegaten voordoen vinden voor een belang rijk deel hun oorzaak in de grote stroomsnelheden die daarbij kunnen optreden. Deze zul len de bodem ter weerszijden van de dijklijn kunnen aantasten en diepe ontgrondingen kunnen veroorzaken. Om deze te beperken werd, zoals bekend, bij de sluiting van het Veersche Gat gebruik gemaakt van doorlaatcaissons. Zolang de schuiven van deze cais sons niet waren gesloten bleef nog een groot deel van het oorspronkelijke doorstromings profiel open. Hierdoor kon bij ieder getij zoveel water door het sluitgat heen en weer stro men, dat de waterspiegel in het bekken van het Veersche Gat de buitenwaterstand in be perkte mate kon volgen. De vervallen in het sluitgat bleven dientengevolge betrekkelijk gering en de bij deze vervallen optredende stroomsnelheden bleven beperkt. De eigen lijke sluiting geschiedde door de schuiven tijdens de stroomkenteringen neer te laten. Ook hierbij konden gevaarlijke stroomsnelheden gemakkelijk worden voorkomen. De z.g. geleidelijke sluiting berust op een geheel ander principe. De drempel wordt hierbij over zijn volle lengte geleidelijk omhoog gebracht. Wanneer de kruin van de drempel ge heel boven hoogwater is gekomen is de sluiting een feit. Zoals bij iedere sluitingsmethode, zullen ook in dit geval de stroomsnelheden aanvankelijk toenemen naarmate de drempel hoger wordt en daarmede het doorstromingsprofiel wordt vernauwd. Er komt echter een moment dat de snelheden ook bij verdere verhoging van de drempel niet meer toenemen. Men zegt dan dat een volkomen overlaat is ontstaan. Er zijn omstandigheden mogelijk waarbij de volkomen overlaat reeds bij betrekkelijk ge ringe stroomsnelheden wordt bereikt. Een oriënterend onderzoek toonde echter aan dat dergelijke omstandigheden bij de afsluiting van het Brouwershavensche Gat en de Ooster- schelde niet aanwezig zullen zijn. Bij geleidelijke sluiting van deze zeegaten zijn maximum stroomsnelheden van 4 a 5 m/sec te verwachten. Deze zijn aanzienlijk groter dan de stroomsnelheden die bij sluiting met behulp van doorlaatcaissons zouden optreden. Desondanks werd besloten het principe van de geleidelijke sluiting der grote zeearmen diepgaand te bestuderen en, vooruitlopende op de resultaten hiervan, bij wijze van proef het volgende jaar de noordelijke geulen van de Grevelingen met behulp van deze methode te sluiten. Vanzelfsprekend rijst nu de vraag, waarom deze nieuwe methode moet worden bestudeerd en beproefd, terwijl toch de sluiting van het Veersche Gat met behulp van doorlaatcaissons zo voorspoedig is verlopen. Het antwoord op deze vraag vindt zijn oorsprong in de grondgesteldheid die in het 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 20