het meest algemeene middel van voortbeweging Tot dusver is slechts bij beurtschepen het bedrijf met benzine-, petroleum- of zuiggasmotoren loonend gebleken. Voor het ge wone schippersbedrijf kan de motor, om zijn vrij dure exploitatie, nog niet de overhand krijgen op de zeilen, vooral wanneer het vaartuig 200 ton te boven gaat'. Hierbij is op te merken dat het gemiddelde laadvermogen van de totale binnenvloot (die, exclusief de beurtvaart, toen uit 12 900 schepen bestond) 85 ton bedroeg. In het rapport worden verder sleepschepen vermeld, die 'algemeen met daarvoor ingerichte stoomschroefbooten' wer den gesleept, motorschepen (de Commissie telde er ca. 730) en stoomschepen (die in het rapport buiten beschouwing blijven). In 1922 werd een nieuw onderzoek gedaan en van 1934 af wordt een jaarlijkse statistiek van de binnenvloot bijgehouden. Uit de gegevens blijkt dat de betekenis van de zeilvaart in de loop der jaren afnam, die van de motor- en vooral van de sleepvaart, sterk toenam. Daar de lichters veelal groot waren, droegen vooral deze schepen bij tot belangrijke ver meerdering van het totale en het gemiddelde laadvermogen der binnenvloot. De sleepschepen werden in het bijzonder in het internationale vervoer veel gebruikt. Het eerste jaar waarvoor gedetailleerde opgaven betreffende het kanaal door Zuid-Beveland ter beschikking staan is 1938. Toen passeerden 83 600 schepen de sluizen te Hansweert; hierbij waren 26 700 sleepschepen welker totale laadvermogen meer dan 70% bedroeg van dat van alle schepen (28 miljoen ton). De voor het Deltagebied bestemde scheepvaart toonde een heel ander beeld. In ditzelfde jaar 1938 deden 9 360 schepen (andere dan veerboten) 20 kleine havens van het Delta gebied aan. Hun totale laadvermogen beliep 940000 ton. Geteld werden 8270 motorsche pen (met 710000 ton), 750 zeilschepen al of niet met hulpvermogen; 120000 ton) en 340 sleepschepen (110000 ton). Al betreffen deze opgaven op lange na niet alle havens, zij illustreren de verhoudingen toch wel: het doorgaande verkeer te water had veel meer betekenis dan het voor het Delta gebied bestemde en dit laatste was reeds vóór de Tweede Wereldoorlog grotendeels ge motoriseerd. In een volgend nummer van het Driemaandelijke Bericht zal deze bijdrage worden ver volgd met een beschouwing over de verbindingen in het Deltagebied sedert 1945. 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 16