<4 Stroommeter met cupmolen, richtingsvaan en druk meter in de holle as van de richtingsvaan proef, gelijktijdig foto's genomen van het beeld op het radarscherm en van het golfopper- vlak zelf. Deze laatste foto's werden gemaakt door straalvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht. Vergelijking tussen de beide fotobeelden heeft ertoe geleid dat in de toe komst een betere interpretatie zal kunnen worden gegeven van luchtfoto's van zeegaten. De zandbeweging werd nagegaan met de tracer-methode, waarvan in het Driemaande lijks Bericht no. 5 een beschrijving is gegeven. Als proef werd gebruik gemaakt van duinzand waarvan de korrels waren voorzien van een laagje fluorescerende verf. Boven dien werd aan de verf zeer fijn ijzerpoeder toegevoegd. Door verf en ijzerpoeder in de juiste volumeverhouding toe te voegen kan bereikt worden dat het soortelijk gewicht van de in omvang toegenomen korrels hetzelfde blijft als van gewoon zand. Dit gemerkte zand werd door middel van lange, onder druk staande plastic buizen aan de verschillende stations in zee toegevoerd en daar gespuid. Om een inzicht in de spreiding van dit zand te verkrijgen werden op verschillende 'benedenstrooms' gelegen plaatsen door dui kers grondmonsters genomen. Bij de analyse van deze monsters in het laboratorium be wees het toegevoegde ijzerpoeder zijn nut, omdat dit de mogelijkheid verschafte door middel van een magneet de in zee gebrachte korrels te scheiden van het oorspronkelijke, zich ter plaatse bevindende zand. Het was op deze wijze niet moeilijk de aanwezigheid van zeer geringe hoeveelheden gemerkt zand - overeenkomende met verdunningen van 1 op 10 miljoen deeltjes aantoonbaar te maken. De kennis betreffende de richting van het zandtransport werd vergroot door een systema tisch onderzoek naar de korrelgrootteverdelingen van zandmonsters. De monsters werden in twee raaien verzameld op vaste afstanden van de kust. De eerste bewerking van de analyses van de zandmonsters heeft reeds uitgewezen dat deze methode tot belangrijke aanvullende conclusies kan leiden. Dit geldt ook voor de lodingen die in de meetperiode werden verricht. Overduidelijk is daaruit gebleken hoe beweeglijk de minst diepe gedeel ten van de kustzone (gelegen boven N.A.P. - 4 m) zijn. De gegevens die tijdens het kustonderzoek werden verzameld vormen een belangrijk uit gangspunt voor verdere studie. Om zo snel mogelijk tot praktische resultaten te kunnen komen zal door een twaalftal deskundigen, behorende tot de verschillende instanties die aan het onderzoek hebben deelgenomen, in nauw onderling contact een eerste bewerking van dit materiaal ter hand worden genomen. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 37