Onderzoek naar de aangroei van organismen op dijken met een bitumineuze bekleding Bij de dijkbouw wordt tegenwoordig veelvuldig gebruik gemaakt van bitumineuze bekle dingen. Met name het asfaltbeton speelt daarbij een rol van betekenis. Het is echter ge bleken dat dit materiaal gevoelig is voor aantasting door dierlijke en plantaardige orga nismen. Aangroei van dierlijke organismen pleegt hoofdzakelijk voor te komen in de zone beneden hoogwater, beschadiging door plantengroei vooral boven dit peil. In het onderstaande worden een aantal onderzoekingen beschreven, ingesteld ter bestu dering van het eerstgenoemde verschijnsel, de aangroei van organismen in de tijzone, dat wil zeggen de strook gelegen tussen hoogwater en laagwater. In deze zone van het talud kunnen zich verschillende soorten van organismen vestigen. De aangroei begint meestal met een laagje groenwieren, die als het oppervlak ruwer is ge worden kunnen worden gevolgd door bruinwieren, waaronder zich zeepokken kunnen handhaven. Ook vindt er aangroei van mosselen plaats. De bovengenoemde organismen brengen op verschillende manieren schade toe aan een dijk. Het is in de praktijk uiterst moeilijk deze organismen te verwijderen. Dit is bij repa raties niettemin noodzakelijk, aangezien een nieuwe laag bitumen alleen dan op de oude laag hecht als de laatste volkomen schoon en droog is. Nadat reeds eerder door de Werkgroep 'Gesloten Dijkbekledingen' oriënterende proef nemingen waren verricht, werd op verzoek van deze werkgroep in 1959 door de Water loopkundige Afdeling van de Deltadienst te Hellevoetsluis een meer uitgebreid onderzoek ter hand genomen naar de mogelijkheid om aangroei te voorkomen. Bij de aanleg van de dijk om de bouwput voor de schutsluis in het Haringvliet werd ten behoeve van het onder zoek een aantal aangroeiwerende vergiften in de sproeilaag meegemengd. De bedoeling hiervan is dat het vergif langzaam wordt uitgespoeld, waardoor de oppervlakte van de bitumen zo giftig wordt dat wieren en zeepokken, die zich hierop willen vestigen, direct worden gedood. De eigenschappen van het vergif zijn zodanig dat dit voor andere levende wezens, b.v. vissen en mensen, geen gevaar oplevert. Voorts werden bij de verbetering van enige dijkvakken langs de oostelijke oever van de Eendracht in 1960 enige proefnemingen verricht door de Deltadienst en het hoogheem raadschap 'De Brabantse Bandijk'. Tijdens de onderzoekingen werd aan de volgende aspecten aandacht geschonken: de be groeiing; de schade door begroeiing aangericht; het verwijderen van de begroeiing; het voorkomen van begroeiing. 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 10