De Friese boezem wordt in feite door een kade in een noordelijk en een zuidelijk deel ge scheiden. De bekende sluis bij Terhorne, die de hoofdverbinding tussen de beide delen vormt, wordt bij langdurige zuidwestelijke wind gesloten om te grote opwaaiing in het benedenwindse gedeelte te vermijden. Op zondag 4 december 1960 b.v. was de toestand als volgt: standen in cm ten opzichte plaatsen r van net zomerpeil Staveren 35 Lemmer 40 Keersluis Terhorne (zuid) 75 Keersluis Terhorne (noord) 25 Leeuwarden 65 Friese sluis (bij Zoutkamp aan de Lauwerszee) 102 De gemiddelde waterstand op het zuidelijk gedeelte van de boezem was toen ongeveer 45, op het gedeelte ten noorden van de keersluis te Terhorne ongeveer 65. Een harde zuidwestelijke wind was oorzaak van deze grote plaatselijke verschillen. De lozing geschiedt thans door stroomsluizen in het Van Harinxmakanaal te Harlingen, te Dokkumer Nieuwe Zijlen en te Zoutkamp (Friese sluis) aan de Lauwerszee. De gemiddel de afvoercapaciteit van deze drie stroomsluizen per etmaal kan ongeveer worden gelijk gesteld aan die van een gemaal met een capaciteit van 2000 m3 per minuut. In het zuiden nabij Lemmer bevindt zich het ir. D. F. Woudagemaal, dat een afvoercapaciteit heeft van ongeveer 4500 m3 per minuut. Bij Staveren is thans een tweede gemaal in aanbouw; dit zal een capaciteit verkrijgen van 4000 m3 per minuut. Flierdoor zal de totale afvoercapaciteit van de Friese boezem toe nemen tot ongeveer 4,5 mm neerslag per etmaal. Het waterbezwaar op de Friese boezem neemt nog steeds toe ten gevolge van de ver betering van de afwatering van zandgronden en van de vergroting van de capaciteit van poldergemalen. Het waterbergend vermogen van de boezem wordt daarentegen voort durend verkleind door inpoldering van boezemlanden, afsluiting van plassen e.d. Deze ongunstige ontwikkeling geldt in het bijzonder voor het gedeelte benoorden Ter horne, waar na inbedrijfstelling van het tweede gemaal bij Staveren de afvoercapaciteit in vergelijking met het zuidelijk gedeelte gering zal zijn. Hierbij dient te worden opgemerkt dat plaatsing van het nieuwe gemaal nabij Staveren het meest in aanmerking kwam, omdat dank zij de aanwezigheid van de grote meren in het zuidwesten een voortdurende en voldoende aanvoer van water naar een gemaal op deze plaats verzekerd is. Onder de huidige omstandigheden zijn de afvoercapaciteiten van de stroomkanalen en stroomsluizen te Harlingen en aan de Lauwerszee vrij goed op elkaar afgestemd. Niette min wordt de scheepvaart in het Van Harinxmakanaal bij volle spuigang gestremd uit vrees voor ongelukken als gevolg van de sterke stroom. Een verbetering van de afwatering van Frieslands boezem zou kunnen worden nagestreefd door de volgende maatregelen. Ten eerste door verruiming van kanalen en sluizen. De be- 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 43