Nieuwe stortmaterialen
Voor de afsluiting van zeearmen moeten zeer grote hoeveelheden steen worden verwerkt,
die goeddeels uit het buitenland moeten worden aangevoerd. Dit betekent lange aanvoer
lijnen en naar verhouding hoge transportkosten. Aangezien het onmogelijk is deze aan
voer op de wisselende behoefte zodanig af te stemmen, dat de steen direct in het werk
wordt gebracht, zijn grote buffervoorraden nodig, waardoor renteverlies optreedt en extra
overslagkosten moeten worden gemaakt.
Het spreekt vanzelf dat in deze situatie door de Deltadienst in samenwerking met de
Nederlandse industrie wordt gezocht naar nieuwe materialen en werkmethoden voor een
gedeeltelijke vervanging van de steen.
Het spreekt eveneens vanzelf dat hierbij ten behoeve van de dambouw in de eerste plaats
wordt gedacht aan het materiaal dat in grote hoeveelheden ter plaatse aanwezig is, nl.
zand dat, verpakt of gemengd met een bindmiddel als asfalt of cement en aldus bijeen
gehouden, tot een stroombestendig materiaal kan worden omgevormd.
Als vrucht van deze studie, ook door middel van model- en praktijkproeven, zijn thans
enkele nieuwe stortmaterialen ontwikkeld, die bij de hier besproken afsluiting op grote
schaal zullen worden beproefd.
De eenheden 'bijeengehouden zand' zullen 2,5 ton wegen; dit is het grootste gewicht dat in
één keer vanaf de kabelbaan kan worden gestort. Hierbij is overwogen dat minder ver
pakkingsmateriaal nodig is indien er meer ineens verpakt wordt en dat de weerstand van
een lichaam tegen wegstromen onder water toeneemt met de grootte.
Een lichaam zal gemakkelijker door de stroom worden meegenomen naarmate het soorte
lijk gewicht lager is. Bekend is in welke mate stortsteen van verschillend stukgewicht met
de stroom wordt meegevoerd.
Het s.g. van een eenheid bijeengehouden zand ligt echter lager dan van een stuk stort
steen. Derhalve diende in het Waterloopkundig Laboratorium te worden vastgesteld, hoe
groot de stroombestendigheid van de bedoelde eenheden was.
Uit de proeven is gebleken dat de stroombestendigheid van een zak met een lage vullings
graad (b.v. 70% van de maximale zakinhoud) onder de omstandigheden zoals die bij de
sluiting van de Grevelingen kunnen worden verwacht overeenkomt met die van een steen
van omstreeks 200 kg gewicht. Naarmate de zak harder wordt door een grotere vulling of
door stabilisatie kan de stroombestendigheid tot 1,25 maal zo groot worden.
Wat de vormgeving betreft bleek de gebruikelijke zakvorm de meest gunstige.
Voor de toepassing van het bijeengehouden zand worden thans vier verschillende metho
den ontwikkeld.
In de eerste plaats een zak van geweven doek, gevuld met nat zand, waarbij weefsels van
natuurvezels en kunststofvezels zullen worden getest.
De aan het doek te stellen eisen worden enerzijds bepaald door de krachten die bij het
vullen van de zakken moeten worden opgenomen, anderzijds door de weefdichtheid welke
in acht moet worden genomen. Het weefsel moet het zand kunnen vasthouden, maar het
met het zandtransport meekomende water doorlaten.
De sterkte is op grond van theoretische beschouwingen en praktijkproeven bepaald op
250 kg per 5 cm strookbreedte van het weefsel in beide richtingen.
Het vullen is beproefd in een vulinstallatie. Deze bestaat uit een zandsilo waarin het zand
met water wordt vermengd en aldus dik vloeibaar wordt gemaakt. Het natte zand stroomt
door een vulpijp in de over deze pijp geschoven zak. De vultijd bedraag 30 seconden. De
vulopening van de zak wordt inwendig afgesloten door een zelfsluitend ventiel.
179