SCHOUWEN
heeft daarbij de wens naar voren gebracht dat de Zouten Haard (een gebied achter de
duinen, direct ten westen van West-Repart) als natuurreservaat in een zout milieu behou
den wordt. Door aansluiting van de dam bij West-Repart kan aan dit verlangen tegemoet
worden gekomen.
Tenslotte vormt nog een belangrijk argument voor de keuze van tracé I: de kosten. De an
dere tracé's zijn alle duurder: tracé II ongeveer 20%, tracé III 25%, tracé IV 30% (daar
onder begrepen de verhoging van de Langendijk).
Deze hogere kosten worden veroorzaakt door de omstandigheden dat bij de tracé's II,
III en IV één sluitgat meer nodig is, dat tracé II en III een grotere lengte hebben en voorts
dat tracé IV een geul kruist van maximaal 40 m diepte, terwijl de diepte van deze geul bij
tracé I maximaal 25 m bedraagt.
Ook de zandwinplaatsen die in aanmerking komen bij aanleg van de afsluitdam volgens
het eerste tracé steken wat de korrelgradering en het slibgehalte van het zand betreft
gunstig af bij de winplaatsen die in andere gevallen gekozen zouden moeten worden.
Nadat een algemeen oriënterend onderzoek had uitgewezen dat aan het genoemde tracé
de voorkeur moest worden gegeven, werd in een model een nader onderzoek ingesteld
naar de hydraulische consequenties van de aanbevolen oplossing. Het model werd in
gericht in het openlucht laboratorium in de Noordoostpolder. Tijdens de onderzoekingen
werden de richting van de verschillende damvakken en de aansluiting op Goeree binnen
ruime marges vergeleken.
Gemeten en vergeleken werden de stroomsnelheden in de sluitgaten, de stroomsnelheids-
verandering onmiddellijk achter de bodemverdediging en de stroombeelden en ontgron
dingen benedenstrooms van de sluitgaten.
Uit het modelonderzoek is komen vast te staan dat het tracé aangeduid als I1 de voorkeur
verdient. Dit tracé is vervolgens bij Koninklijk Besluit van 25 september 1962, Staatsblad nr.
380, goedgekeurd.
De afsluitdam zal een lengte krijgen van 6 km; het totale getijvolume bedraagt bij gemid
deld getij 700 x 106 m3.
188
