water en het zeewater eerst buiten het complex der uitwateringssluizen zal beginnen, ter wijl in de huidige omstandigheden tussen Willemstad en de zee het zoutgehalte van het Haringvlietwater al belangrijk is toegenomen door de menging met zout vloedwater dat uit het Volkerak op het Haringvliet wordit gebracht. De gevolgen hiervan voor het zout gehalte in het Brouwershavensche Gat zijn tweeërlei. In de eerste plaats zal na de vol tooiing van het Deltaplan de grens tussen het zeewater en het verzoete water van het' Haringvliet enige kilometers dichter bij zee zijn gelegen door het wegvallen van de sterke vloedstromen die thans in de mond van het Haringvliet voorkomen. Hierdoor wordt de weg die het zoete water moet afleggen om het Brouwershavensche Gat te bereiken verkort. Bovendien wordt het zoutgehalte van het met de eb meegevoerde water lager dan thans door het wegvallen van de menging op het Haringvliet, hetgeen uiteraard de kwaliteit van het water dat de dam in het Brouwershavensche Gat bereikt in ongunstige zin zal be ïnvloeden. Hiertegenover staat dat als gevolg van de afsluiting van de zeegaten de sterkte van de zuidwaarts gerichte ebstroom die het zoete water meevoert zal afnemen, hetgeen een gunstig effect zal hebben op het zoutgehalte in het Brouwershavensche Gat. Met behulp van een benaderende getijberekening is nagegaan in welke mate de ebsnel- heden voor Goeree zullen afnemen en welke invloed dit zal hebben op de weg die door het zoete water van het Haringvliet gedurende de ebfase van het getij wordt afgelegd. De resultaten van deze berekening zijn weergegeven in de figuur. In deze figuur is het verloop van de stroomsnelheden gemiddeld over de waterdiepte gegeven voor een drietal punten voor Goeree, voor de huidige situatie en voor de toestand na de voltooiing van het Delta plan. Het blijkt dat vooral in het mondingsgebied van het Haringvliet de maximale snel heden aanzienlijk kleiner worden. Uitgaande van het ogenblik waarop in de aangegeven waarnemingspunten het zoutgehalte sterk daalde en dus de grens tussen zeewater en het zoete rivierwater passeerde, was het mogelijk voor de huidige toestand de positie van deze grens te berekenen bij het begin van de eb en vervolgens de verplaatsing van de grens van uur tot uur te bepalen. Deze bewegingen van de zout-zoetgrens zijn in het kaartje gegeven. Indien men de optimistische aanname doet dat het mengingsmechanisme van zout en zoet water buiten de spuisluis in het Haringvliet in beginsel op dezelfde wijze blijft functioneren als thans het geval is en zich niet buiten de spuisluis een zeer zoete bovenlaag vormt die onder invloed van d'ichtheidsstromen en wind gemakkelijk kan worden verplaatst, dan moet verwacht worden dat de grens tussen het zeewater en het zoete rivierwater ten tijde van de vloedebkentering (uur 0) niet meer landinwaarts dan de op het kaartje aan gegeven raai I zal liggen. Uitgaande van dit beginpunt kon aan de hand van de resul taten van de getijberekeningen de verplaatsing van deze grens na de uitvoering van het Deltaplan worden berekend. De beweging van deze grens vóór deze toestand is even eens in de figuur weergegeven. Bij vergelijking van de toestanden vóór en na Deltaplan blijkt, dat het punt dat aan het einde van de eb wordt bereikt na uitvoering van het Delta plan ca. 1500 m dichter bii de Haringvlietmond ligt dan thans. Worden de oppervlakte snelheden in rekening gebracht, die ca. 20% groter zijn dan de gemiddelde snelheden, dan wordt in beide gevallen het mondingsgebied van het Brouwershavensche Gat bereikt aan het einde van de eb, waarna de vloedstroom een verder transport in het Brouwers havensche Gat (na uitvoering van het Deltaplan in de richting van de dam) veroorzaakt. Het blijkt dus uit deze berekening dat, onder optimistische aannamen, bij gemiddeld getij in zee en zonder meteorologische invloeden, het zoete water van het Haringvliet ook na de uitvoering van het Deltaplan het mondingsgebied van het Brouwershavensche Gat be reikt. Een geringe verbetering m de frequentie waarmee de volledige rondstroming op- 210

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 44