A. De werken van het Deltaplan
De afsluiting van de noordelijke geulen van de Grevelingen met behulp van
een kabelbaan
In de nummers 14, 18, 21 en 22 van de Driemaandelijkse Berichten werden mededelingen
gedaan over de voortgang van het onderzoek naar de mogelijkheid van geleidelijke slui
tingen van zeearmen in het Deltagebied. In nr. 14 werd daarbij aandacht geschonken aan
de algemene opzet van een dergelijke afsluitingsmethode en de overwegingen welke daar
bij een rol spelen, in nr. 18 volgde een nadere uiteenzetting over de toepassing ervan in
de Grevelingen waarbij een beschrijving werd gegeven van het gekozen transportwerktuig,
de kabelbaan. Tenslotte werd in de nrs 21 en 22 nader ingegaan op de grondmechanische
en waterloopkundige problemen, welke bij de geleidelijke sluiting van belang zijn.
Binnen het raam van de eisen die aan de methode van afsluiten der zeearmen moeten
worden gesteld, spelen deze waterloopkundige en grondmechanische overwegingen een
zeer belangrijke rol, al behoeven zij met steeds doorslaggevend te zin.
Tegen de achtergrond van risico's en kosten dringt zich bij de afweging van de verschillen
de factoren bij elke werkwijze welke wordt overwogen ook het probleem op van het
transporteren en binnen de gestelde tijd in het werk brengen van grote hoeveelheden
materiaal. Bij de Grevelingen is het een gelukkige omstandigheid dat de aandacht in be
langrijke mate op de beproeving van het nieuwe transportsysteem kan worden gericht, aan
gezien deze afsluiting in een wantijgebied ligt, waardoor zich geen zeer grote stroomsnel-
heden zullen voordoen. Het proefondervindelijk komen tot de beste werkmethode kan hier
dus op de voorgrond staan.
In het onderstaande wordt, nadat nog enige technische details met betrekking tot de con
structie van de kabelbaan zijn medegedeeld, nadere aandacht gevraagd voor het in het
werk brengen van de materialen voor de sluitdam, terwijl aan het slot enige mededelingen
volgen over de mogelijkheden van toepassing van andere materialen dan stortsteen en
grind bij de opbouw van de dam.
Enige technische details
De beide hoofdkabels van de baan rusten op drie draagtorens of pylonen; zij liggen daar
op een geschaafd stalen bed, waarover de kabels in een groef kunnen glijden. Aan de
noordoostzijde worden de kabels verankerd aan een vast punt, aan de zuidwestzijde aan
twee kantelbare tegengewichten. De uitslag van deze gewichten wordt beperkt door veren-
172