De breuk van een der draagkabels van de kabelbaan over de Grevelingen
Zoals bekend trad op 22 augustus 1963 bij de montage van de kabelbaan over de Greve
lingen breuk op in een der draagkabels terwijl deze op spanning werd gebracht. De trek
kracht in deze kabel bedroeg toen ca 300 ton. In het onderstaande worden over de toe
dracht van dit ongeval enige mededelingen gedaan. Deze mededelingen zijn van voor
lopige aard, omdat het onderzoek naar de details van de oorzaak van de breuk nog niet
geheel is afgesloten. Bij dit onderzoek is ook T.N.O. ingeschakeld. Indien de in het na
volgende vermelde voorlopige conclusies nog wijzigingen mochten ondergaan als gevolg
van het resterende deel van het onderzoek, dan zal dit in een later Bericht worden mede
gedeeld.
Voor een goed begrip van de situatie is enige toelichting gewenst omtrent de noodzaak
de kabels op spanning te brengen alvorens zij door de zich er langs bewegende wagens
(in deze berichten ook wel aangeduid als automoteurs) worden belast. Voor een overzicht
van de kabelbaanconstructie zij hierbij verwezen naar de nummers 18 en 24 van de Drie
maandelijkse Berichten. In deze publicaties is reeds vermeld, dat de kantelbare tegen-
gewichten een vrijwel constante spanning in de kabels verzekeren, welke spanning niet
groter wordt wanneer de kabels met wagens worden belast.
De kabelbaan is van het type waarbij de kabel aan het ene einde vast is verankerd en
aan het andere einde via een wiel is bevestigd aan een aan de kabel hangend tegenge
wicht. Bij de kabelbaan over de Grevelingen wordt het vaste verankeringspunt gevormd
door de massieve betoncylinder van het fu>nderingsblok aan de noordoostelijke oever,
terwijl aan de zuidwestzijde het tegengewicht in verband met de beschikbare ruimte als
een kantelbaar gewicht is uitgevoerd. Het maakt in principe geen verschil of één of twee
overspanningen aanwezig zijn.
Onder invloed van zijn eigen gewicht vertoont de kabel een zekere doorhang of zeeg.
Daarbij is de kracht in de kabel gelijk aan de zwaarte van het tegengewicht. Wordt nu de
kabel belast door een wagen dan neemt deze trekkracht of spanning niet toe, alleen de
zeeg wordt groter. De spanning in de kabel blijft over de volle lengte van de overspanning
in elke doorsnede gelijk aan de zwaarte van het tegengewicht. Het grotere totale gewicht
wordt door de kabel op de steunpunten overgebracht doordat de kabel wegens de grotere
zeeg bij die steunpunten een wat steilere helling verkrijgt zodat de verticale ontbondene
van de door de steunpunten uitgeoefende reactiekracht groter wordt. Hierdoor wordt
weer evenwicht gemaakt met het grotere totale gewicht zonder dat de kabelkracht wijzigt.
289