Aan deze trommels zijn de vier kabels bevestigd, die verbonden zijn met de beide einden van elke randbalk, dus met de vier hoekpunten van het net. Via de nodige assen en tand wielen geven deze trommels een constante hef- en daalsnelheid van ca. 80 cm/sec. Leegstorten 1 Het leegstorten van het kettingnet geschiedt door aan twee van de vier trommels (aan één langswand van de cabine geplaatst en dus aan éénzelfde randbalk verbonden) onafhanke lijk van de hiervoor omschreven beweging, een extra draaibeweging te geven, hetgeen door middel van een differentieel in de aldus aangedreven trommels kan worden bereikt. Deze beweging geeft aan de betreffende hijsdraden een (extra) snelheid van 6 cm/sec., hetgeen betekent dat na ong. 85 sec. de ene randbalk verticaal onder de andere is ge komen, zodat het kettingnet dan geheel is leeggestort. De eerste stenen zullen overigens pas uit het net vallen als de ene randbalk een zekere afstand onder de andere is gedaald: gedurende de tweede helft van de genoemde 85 sec. vindt dus slechts het storten plaats. De betrekkelijk geringe snelheid van 6 cm/sec. is met proeven op nagenoeg ware grootte bepaald. Een zeer geleidelijke lossing van de 10-tons last (gewenst in verband met trillingen in de kabel) kon aldus worden bereikt. Ook deze stortbeweging wordt weer door de dieselmotor veroorzaakt; thans echter op indirecte wijze, doordat een (2e) smeeroliepomp op de motor, olie onder druk levert aan een bovenin de cabine (ongeveer in het midden) geplaatste hydro-motor, die via enige assen en tandwielen aan de beide afzonderlijk aangedreven trommels de hiervoor om schreven extra draaibeweging geeft. 300

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 26