Iijkheden op, omdat het zicht vaak te gering was om verkenningsvliegtuigen te laten op stijgen. Het merendeel van de schotsen, die bij de Moerdijkbrug werden gekleurd, werd in het Volkerak en het Zijpe teruggevonden. Enkele gingen in meer westelijke richting tot Tiengemeten, doch voorbij het Vuile Gat werden geen schotsen teruggevonden. De bij de Hoornse Hoofden ten oosten van Hellevoetsluis gekleurde schotsen werden teruggevonden bij de Westplaat en later bij het Flaauwe Werk. In de afgelopen winter bedroeg de verplaatsingstijd van de schotsen van Moerdijk tot Willemstad 24-96 uur en tot Tiengemeten 48-96 uur. Op het Hollandsch Diep bedroeg de grootste snelheid van de schotsen 16 km per getij, bij Tiengemeten 3 km per getij en op de Krammer 13-23 km per getij. Duidelijk bleek, dat de afvoer van het ijs in de huidige situatie niet alleen bepaald wordt door de snelheid van het water, doch dat windsterkte en windrichting alsook bezettings graad van het ijs hierop van grote invloed zijn. Verder werd opnieuw bevestigd, dat in het Deltagebied zelf veel ijs wordt geproduceerd. Dit proces begi.nt hier eerder, dan op de bovenrivieren terwijl de verblijfstijd in het Delta gebied langer is. De metingen hebben bevestigd, dat de afvoer van het ijs uit het Deltagebied naar zee in hoofdzaak via het Volkerak en Zijpe plaats vindt; de afvoer via het Haringvliet is gering en neemt bovendien steeds verder af naarmate het ijsbezwaar toeneemt. Gewijzigde toestand Te beginnen met de winter 1968-1969 zal de toestand in het noordelijk Deltagebied princi pieel worden gewijzigd. Zowel het Volkerak als het Haringvliet zullen dan zijn afgesloten. De afvoer van ijs via Volkerak en Krammer zal dan niet meer mogelijk zijn. Voor de oplos sing van het ijsvraagstuk in de nieuwe situatie kunnen verschillende wegen worden in geslagen. In nr. 4 van deze berichten is onder de aandacht van de lezer gebracht, dat bij het bepalen van de afmetingen van de uitwateringssluis in de Haringvlietdam rekening is gehouden met de mogelijkheid de afvoer van ijs door de sluis te doen plaatsvinden. In het bijzonder met het oog hierop zijn deze sluizen van wijde afvoeropeningen voorzien. Als eerste mogelijkheid voor de nieuwe situatie komt dan ook naar voren het openzetten van de gehele sluis, waardoor de getij-beweging op het Haringvliet weer hersteld wordt. Het dan weer zoute Haringvliet zal minder snel bevriezen, dan wanneer het water zoet is, terwijl de verticale getijbeweging het ijs van de kanten loshoudt en de afvoermogelijk- heden bevordert. Niettemin zal het de lezer duidelijk zijn, dat hierbij weliswaar de oor spronkelijke condities op het Haringvliet in zekere mate worden hersteld, maar dat hier door het verlies van het Volkerak als afvoerweg van het ijs niet wordt gecompenseerd. Verwacht kan worden en dit wordt door berekeningen bevestigd dat aanvullende maat regelen nodig zullen zijn om het wegvallen van het Volkerak te compenseren. Een andere mogelijkheid, welke diametraal tegenover de hiervoren genoemde staat, is het dichtlaten van alle schuiven, zodat zo spoedig mogelijk een vast ijsdek op het Haring vliet wordt gevormd. Aan het einde van de vorstperiode worden de sluizen dan opengezet voor de afvoer van het ijs en het overtollige water. Om de achtergrond van deze oplossing te begrijpen, bedenke men, dat een gebied als het Haringvliet ook reeds in de huidige toestand een grote produktie van ijs oplevert. Het is vaak nu zelfs zo, dat op het Haringvliet reeds één a twee dagen eerder drijfijs wordt aan getroffen dan op de bovenrivieren. Door het zich snel laten vormen van een vast ijsdek op het Haringvliet wordt de produktie 281

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 7