een al of niet verbeterde afvloeiing van neerslagwater naar de boezemwateren in het
oude land;
een verbeterde afvoer uit de boezem naar de Lauwerszee;
het aanbrengen van nieuwe sluizen, het uitbreiden van gemalen enz.;
het al of niet inpolderen van een groot gedeelte van de lagere gronden in de Lauwers
zee, waardoor de oppervlakte van de Lauwerszeeboezem wordt beïnvloed;
het verloop van de getijden, in het bijzonder van de laagwaterstanden op de Waddenzee.
Nagegaan is welke invloed de afmetingen van de uitwateringssluizen, zowel de totale
doorstroombreedte als de drempeldiepte, zouden hebben op de afwatering onder alle
verschillende omstandigheden, die hier zijn vermeld.
De volgende gegevens konden voor de verschillende gevallen uit de berekeningen wor
den afgeleid:
a. het verloop van de gemiddelde waterstanden op de boezems van de verschillende
afwateringsgebieden gedurende de beschouwde periode;
b. het verloop van de waterstanden en stroomsnelheden in de boezemwateren nabij de
Lauwerszee;
c. het afvoeren van water per periode zowel door middel van vrije lozing als met
behulp van gemalen;
d. het verloop van de waterstanden op de Lauwerszeeboezem;
(Deze waterstanden zijn aan bepaalde grenzen gebonden. De laagste mag niet meer
dan ongeveer N.A.P. 1.10 a 1.20 m bedragen, omdat anders moeilijkheden ontstaan
voor het waterschap Elektra. De hoogsttoelaatbare waterstand, die in de practijk echter
vrijwel nooit bereikt zal worden, is gesteld op N.A.P. in verband met de hoogte van
eventuele polderkaden;
e. de afvoeren door de uitwateringssluizen.
Het gehele systeem van afwatering via de Lauwerszee vormt een merkwaardig samenstel
van stroomkanalen, sluizen, gemalen en waterreservoirs. Om dit systeem goed te doen
functioneren moeten de afmetingen van de verschillende onderdelen goed op elkaar
zijn afgestemd.
Het dagelijkse ritme van het getij op zee, dat thans een onregelmatige afvoer uit de
afwaterende gebieden mogelijk maakt, wordt als het ware vervlakt door de water
buffer van de nieuwe Lauwerszeeboezem. Deze zal namelijk een veel kleinere variatie in
de waterstand vertonen dan het getij buiten. Een geregelde aanvoer van water uit het
oude land gedurende 24 uur per etmaal zal dan ook vrijwel steeds het gevolg zijn.
Ondanks de onderling verschillende boezempeilen in de diverse afwaterende gebieden,
bleken al deze gebieden uit de afsluiting voordeel te kunnen trekken. Dit is mede te
danken aan de gemalen, die reeds enige decennia geleden in de gebieden met de
laagste boezemwaterstanden zijn gebouwd.
Na afweging van de gevolgen, die de afsluiting voor de waterhuishouding in de af
waterende gebieden zou hebben, bleek ten slotte de wens om het waterschap Elektra ook
na de afsluiting grotendeels door vrije lozing te kunnen ontwateren, maatgevend te zijn
voor de afmetingen van de sluizen. Een goede beheersing van de afwatering kan wor
den bereikt door in het ontwerp van de sluizen een totale doorstroombreedte van 100 m
bij een drempeldiepte van N.A.P. - 5 m aan te houden.
Uit nadere bestudering van de afvoeren door de sluizen bleek, dat de grootste stroom
snelheden tijdens de sluisgang vrij hoog zouden worden. Er was daarom aanleiding
371